Powell roept markt tot de orde
Het stond in de sterren geschreven: de Amerikaanse centrale bank (Fed) verlaagde gisteren de beleidsrente met 25 bpn tot 3.75%-4%. De beslissing was niet unaniem en zelfs de andersdenkenden denken anders. Schmid van de Kansas Fed pleitte voor het status quo, Miran (Raad van Bestuur) blijft strijden voor 50 bpn. De cumul sinds het eerste normalisatiesalvo in 2024kw4 bedraagt 150 basispunten. Dat gebeurde toen tegen de achtergrond van een stijgende werkloosheidsgraad. De bedoeling van de rentevermindering gisteren (en september) is om een soortgelijke situatie net te voorkomen. Het is risicobeheer. Zo beschreef voorzitter Powell het vorige maand en opnieuw gisteren.
Maar wie dacht dat daarmee het pad geëffend was voor een derde renteverlaging in december kwam bedrogen uit. Powell bracht een duidelijke boodschap: “A further reduction in the policy rate at the
December meeting is not a forgone conclusion—far from it.” Verre van zeker. Het is ongewoon sterk taalgebruik waar je de voorzitter zelden op zal betrappen. Het ontlokte een rentespurt van 11 bpn, getrokken door het korte eind van de curve.
Powell voelde kennelijk de nood om een en ander te corrigeren. Of werd op z’n minst vriendelijk verzocht dat te doen. Binnen de Fed zijn er twee stromingen rond de arbeidsmarkt. Die is in balans omdat zowel de vraag naar als het aanbod van arbeid ongeveer gelijkmatig afneemt. Het ene kamp, en daartoe behoort Powell, maakt zich zorgen over de vraagkant van die vergelijking. Wat als bedrijven van geen of beperkte aanwervingen overschakelen naar ontslagen? Volgens de andere factie wijst de arbeidsmarktdynamiek erop dat er in het algemeen minder nood is aan jobs. Moet de Fed zo’n economie dan eigenlijk stimuleren?
Ook over het tweede mandaat van de Fed, prijsstabiliteit, heerst discussie. De PCE-maatstaven die de centrale bank hanteert, bevinden zich dichter bij 3% dan bij de 2%-doelstelling. Powell (en anderen in zijn kamp) leunen echter op graadmeters die abstractie maken van importtarief-gerelateerde prijsdruk (goedereninflatie) in de veronderstelling dat die toch slechts eenmalig is. En dan komt de doelstelling plots wel in de buurt. Anderen vinden dat quatsch.
Dat de Fed in het duister tast omwille van de shutdown maakt de zaak er niet makkelijker op. Powell, nooit vies van een metafoor, vergeleek het met autorijden in de mist. En bij slechte zichtbaarheid, vertraag je. Als de datastop aanhoudt tot aan de volgende beleidsvergadering, dan brengt de Fed dat mogelijk in rekening. Zo’n scenario is niet ondenkbaar nu de beleidsrente stillaan aanhaakt met een voor de economie neutraal niveau. De markt schat de kans op een decemberverlaging ondertussen nog in op ongeveer 70% ipv quasi-100%. Zolang de cijfers geen klaarheid scheppen kan dat in principe voort afbrokkelen richting 50% en zien we de rentebodem voorlopig weer wat beter beschermd. Misschien is zo’n evenwichtigere positionering wel exact wat Powell ambieert.
Wél zeker is dat de Fed vanaf december de afbouw van haar obligatieportefeuille stopt. Dat was verwacht. Ze onttrekt momenteel liquiditeit uit de markt a rato van $5 miljard voor overheidspapier en maximaal $35 miljard voor hypotheek-gerelateerde obligaties. Het eerste is een uiterst beperkt bedrag en het tweede ligt in de praktijk een stuk lager. Toch ontstaan hier en daar spanningen op kortetermijn geldmarkt. De Fed komt tegemoet door de middelen uit vervallen obligaties te herinvesteren (in Amerikaanse kortlopende obligaties van <1 jaar) en zo de poel van liquiditeit min of meer te stabiliseren.
Amerikaanse tweejaarsrente: “verre van zeker” helpt de kortetermijn rentes weg van de recente bodems