Economische Vooruitzichten België
Volgens de voorlopige raming van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) groeide het Belgische reële bbp in het derde kwartaal met 0,50% tegenover het voorgaande. Het groeicijfer was veel sterker dan wat wij hadden verwacht (0,12%) en volgde op een naar boven bijgestelde groei van 0,33% in het tweede kwartaal (komende van slechts 0,16% eerder gepubliceerd). Het is opmerkelijk dat een langere reeks kwartaalgroeicijfers werd herzien door het INR. Daarbij blijkt de bbp-groei voor het ganse jaar 2020 (-5,3%) en 2021 (6,9%) beter en voor 2022 (3,0%) minder goed te zijn geweest dan eerder gemeld (respectievelijk -5,4%, 6,3% en 3,2%). Het Belgische groeicijfer voor Q3 2023 (0,5%) kwam veel positiever uit dan dat van de eurozone (-0,1%) en buurlanden Duitsland (-0,1%) en Frankrijk (0,1%). Uit de eerste voorlopige raming voor het derde kwartaal blijkt dat de toegevoegde waarde in de dienstensector met 0,8% is gestegen (kwartaal-op-kwartaal), wat ongeveer hetzelfde percentage is als in de twee voorgaande kwartalen. In de bouw trok de groei van de toegevoegde waarde aan tot 0,6%, ondanks de aan de gang zijnde afkoeling op de woningmarkt. In de industrie kromp de toegevoegde waarde opnieuw, zij het minder dan in de voorgaande kwartalen, met 0,6%.
Aanzienlijke bbp-herzieningen
Volgens de herziene bbp-cijfers groeide de Belgische economie met 0,6 procentpunt extra over de periode Q1 2022 - Q2 2023 in vergelijking met de eerder vrijgegeven cijfers. Er zijn enkele opvallende vaststellingen met betrekking tot de aangepaste cijfers voor de bbp-componenten (zie figuur BE1). De groei van de particuliere consumptie blijkt volgens de herziene cijfers minder dynamisch te zijn geweest, terwijl de bedrijfsinvesteringen veel sterker groeiden dan eerder gemeld. Globaal genomen bleef in de herziene cijfers de finale binnenlandse vraag de belangrijkste groeimotor over de vermelde periode, terwijl de groeibijdrage van de netto-uitvoer nog iets negatiever uitkwam. Gegevens over de deelcomponenten van de Q3 2023-groei zijn nog niet beschikbaar. Volgens ons is de kans groot dat de relatief hoge bbp-groei van 0,5% uiteindelijk naar beneden zal worden bijgesteld. In het persbericht vermeldde het INR zelf dat het Q3-cijfer met grotere onzekerheid is omgeven dan normaal het geval is bij de flashraming, dit door een gebrek aan administratieve gegevens over met name de maand september.

Intussen blijven nieuw-beschikbare indicatoren voor de industrie somber gestemd. Zo daalde de bezettingsgraad in de sector verder in het vierde kwartaal en meldde een verder toenemend aantal industriële bedrijven een ontoereikende vraag (zie figuur BE2). In ons scenario gaan wij ervan uit dat de malaise in de industrie zal gaan wegen op de bbp-groei. Meer concreet zien wij de kwartaalgroei in Q4 2023 vertragen tot slechts 0,05%. Bovendien vermoeden wij dat de groei in het derde kwartaal uiteindelijk neerwaarts zal worden bijgesteld van 0,50% naar 0,30%. Desondanks wordt de groei voor heel 2023 nu geraamd op 1,3%, in plaats van 0,9% in onze vooruitzichten vorige maand. De reden hiervoor zijn de INR-herzieningen, die hebben gezorgd voor een groter overloopeffect van 2022 naar 2023 (namelijk 0,5 in plaats van 0,3 procentpunt) en een hoger dan eerder verwachte groei in de eerste jaarhelft. Voor 2024 zien wij nog altijd een geleidelijk herstel, maar in een iets trager tempo dan eerder werd aangenomen, in overeenstemming met de aanpassing die in het scenario voor de eurozone werd doorgevoerd (zie hierboven). Als gevolg daarvan zijn de groeivooruitzichten voor heel 2024 licht neerwaarts bijgesteld, van 0,9% naar 0,8%.

Hardnekkige kerninflatie
De Belgische HICP-inflatie daalde in oktober opnieuw fors en kwam sterk negatief uit op -1,7%. Het cijfer was veruit het laagste in de eurozone en lager dan wat wij hadden verwacht (-1,1%). De snelle daling van de algemene inflatie in de afgelopen maanden maskeert het feit dat de onderliggende prijsdruk in België hardnekkig hoog blijft. Terwijl de algemene inflatie in België ver onder het cijfer van de eurozone zakte (2,9%), bleef de kerninflatie (5,6%, d.w.z. exclusief energie en voeding) boven het niveau in de eurozone (4,2%) alsook haar langetermijngemiddelde van circa 1,5%. Verwacht wordt dat de energie-inflatie de algemene inflatie niet langer zal drukken, grotendeels als gevolg van het technische effect van de afbouw van energiesteunmaatregelen. Gezien de sterker dan eerder verwachte inflatiedaling aan het einde van 2023, gaan wij er nu van uit dat de gemiddelde inflatie in 2023 2,3% zal bedragen, i.p.v. 2,6% in onze vorige prognose. Daarentegen hebben we de gemiddelde inflatie voor 2024 verhoogd, gezien de veronderstelde hardnekkigheid van de onderliggende kerninflatie. Met 3,6% blijft onze inflatievoorspelling voor 2024 evenwel onder de recent bijgestelde prognose van het IMF (4,3%) en de EC (4,2%), wat in lijn is met onze ook relatief lagere prognose voor de eurozone-inflatie (zie hierboven).