Meest recente Economisch Vooruitzichten voor Centraal- en Oost-Europa
De voorbije maand werd de Centraal- en Oost-Europese (COE) regio opnieuw geconfronteerd met een toenemende beleidsmatige divergentie. Tsjechië blijft op een desinflatoir pad, maar koos na de verkiezingen van oktober voor euroscepticisme. Slowakije nam een agressief, verkrappend budgettair consolidatiepakket aan om het snel oplopende overheidstekort te beteugelen. Hongarije bleef een restrictief monetair beleid voeren om de structurele begrotingsdruk tegen te gaan. In schril institutioneel contrast hiermee verstevigde Bulgarije zijn traject richting invoering van de euro in januari 2026, wat haar geloofwaardigheid op langere termijn ten goede komt, dit ondanks de sterke binnenlandse inflatiedruk.
Tsjechië
In Tsjechië blijft de inflatie op een neerwaarts pad. De op de nationale CPI-gebaseerde inflatie daalde van 2,5% in augustus tot 2,3% in september, een cijfer iets onder de marktverwachtingen. De daling was vooral te danken aan de lagere prijsstijgingen van voeding en goederen. De dienstenprijsinflatie bleef onveranderd op 4,7%. Ondanks de daling van de inflatie in de richting van de 2%-doelstelling handhaafde de Tsjechische Nationale Bank (CNB) haar tweewekelijkse reporente in september op 3,50%. Dit duidt op een geduldige, op stabiliteit gerichte aanpak die bedoeld is om hardnekkige inflatoire factoren te beïnvloeden, waaronder dynamische loonstijgingen, hoge diensteninflatie of snel stijgende huisvestingskosten. We handhaven onze inflatieverwachting voor Tsjechië op 2,4% voor 2025 en 2,2% voor 2026.
De belangrijkste recente ontwikkeling in het land waren de parlementsverkiezingen van 3 en 4 oktober. Die leverden een overwinning op voor de populistische ANO-beweging van Andrej Babiš (zie kader). Deze uitslag, die grotendeels te danken is aan de ontevredenheid van de kiezers over de dalende koopkracht, zorgt voor beleidsonzekerheid. De leider van de toekomstige regeringscoalitie, die campagne voerde om de bezuinigingen terug te draaien, heeft nu een mandaat voor budgettaire expansie. Als de nieuwe regering het populistische uitgaven- en belastingverlagingsbeleid uitvoert zoals voorzien in het verkiezingsprogramma van ANO, kunnen de daaruit voortvloeiende toename van de binnenlandse vraag en de verschuivende inflatieverwachtingen de moeizaam bereikte desinflatoire winst snel uithollen. De CNB, die streeft naar prijsstabiliteit, zou dan onder druk komen te staan om een renteverhoging te overwegen, waardoor een direct conflict ontstaat tussen het monetair en budgettair beleid. Voorlopig houden we onze voorspelling voor de belangrijkste CNB-rentevoet evenwel onveranderd tot eind 2027, net als onze verwachte reële bbp-groei voor de komende twee jaar.
Vanuit geopolitiek oogpunt kunnen de Tsjechische verkiezingsresultaten in het ergste geval, mocht de populistische ANO-beweging zich aansluiten bij de eurosceptische, nationalistische regeringen van Slowakije en Hongarije, leiden tot een nauwere politieke samenwerking tussen drie leden van het al geruime tijd verzwakkende Visegrad 4-blok. Een dergelijke concentratie van ‘anti-Brussel’-sentiment zou een extra bedreiging vormen voor het EU-besluitvormingsproces over kritieke kwesties, zoals migratie, de toewijzing van begrotingsmiddelen en voortdurende steun voor Oekraïne. Een en ander zou onvermijdelijk de politieke risicopremies voor de drie betrokken landen verhogen.
Hongarije
De Nationale Bank van Hongarije (MNB) hield haar basisrente op 23 september stabiel op 6,50%. Zij handhaafde daarmee een strak monetair beleid. Naast dat in Roemenië is het huidige MNB-tarief het hoogste basistarief in de EU. De aanhoudende starheid in het monetair beleid is noodzakelijk vanwege de aanhoudend hoge inflatie. In augustus bedroeg die 4,3% en overschreed ze daarmee de tolerantiemarge van de MNB. De inflatieverwachtingen van de huishoudens blijven eveneens hoog. We gaan ervan uit dat de Hongaarse gemiddelde inflatie dit jaar 4,5% zal bedragen en 4,0% in 2026. Gezien de hardnekkige inflatiedruk kan de centrale bank haar monetaire beleid niet overhaast versoepelen. We voorspellen dat haar belangrijkste rentetarief tegen het einde van dit jaar op 6,50% zal blijven, tegen het einde van het derde kwartaal van 2026 naar 6% zal dalen en naar het einde van 2027 toe niet onder 5,25% zal uitkomen.
Het restrictieve monetaire beleid van de MNB is vooral nodig om de aanzienlijke fiscale en regelgevende verstoringen tegen te gaan die door de overheid worden opgelegd. Daartoe horen prijsplafonds, renteplafonds, margecontroles en ‘windfall taxes’. De nadelige combinatie van een laks, verstorend budgettair beleid en strakke monetaire voorwaarden bemoeilijkt een duurzaam, door investeringen geleid herstel. Bovendien blijft het aanslepende conflict met de EU over de rechtsstaat de uitbetaling van miljarden aan EU-RRF- en cohesiefondsen blokkeren. Hierdoor wordt de economie convergentiekapitaal onthouden dat de economische groei op middellange termijn zou kunnen doen versnellen
Slowakije
Slowakije reageerde op zijn verslechterende begrotingssituatie (met een overheidsschuld die naar verwachting een recordhoogte van 62% van het bbp zal bereiken) door het saneringstraject verder te verstrakken. Op 24 september 2025 keurde de Nationale Raad het derde pakket voor begrotingsconsolidatie goed. De wet, die nog door de president moet worden ondertekend, is bedoeld om in 2026 2,7 miljard euro aan besparingen te realiseren om het overheidstekort terug te dringen tot 4% van het bbp. De maatregelen zijn sterk gericht op de inkomsten en omvatten forse belastingverhogingen die vanaf januari 2026 van kracht zullen worden. De belangrijkste elementen zijn het verhogen van de progressieve inkomstenbelasting met een nieuwe hoogste schijf van 30-35% voor veelverdieners, het invoeren van een minimum vennootschapsbelasting van 11.520 euro voor grote bedrijven en het verhogen van de btw van 19% naar 23% op bepaalde goederen, waaronder suiker- en zoutrijke producten.
Naar onze mening is het plan van de regering om de inkomsten snel in evenwicht te brengen met de uitgaven te ambitieus. We verwachten dat het begrotingstekort van de Slowaakse overheid dit jaar iets onder de 5,3% van vorig jaar zal uitkomen en zal afnemen tot 5,0% van het bbp in 2026, om het jaar nadien opnieuw te stijgen naar 5,2% van het bbp.
Bovendien houdt het agressieve, vroegtijdige consolidatiepakket het risico in van een stagflatieschok. De gelijktijdige verhoging van de belastingen en de btw zal het beschikbare inkomen van huishoudens stevig doen dalen, waardoor de consumptie en de binnenlandse vraag zullen afnemen. De sanering valt samen met een al zwak ondernemersvertrouwen. Dat daalde in september tot 95,6, wat wijst op verslechterende omstandigheden, vooral in de industriële sector. Bovendien werkt het opleggen van belastingverhogingen, met name de btw-verhoging, als een kostenverhogende factor. Daardoor verwachten we zowel dit jaar als voor 2026 een gemiddelde HICP-inflatie in Slowakije van 4,2%. Het beleid dreigt dus groeionderdrukking (we voorspellen een reële bbp-groei van slechts 0,6% in 2025 en 0,8% in 2026) te combineren met belastinggedreven inflatie.
Bulgarije
De macro-economische data van Bulgarije geven aan dat de economie er robuust draait. In het tweede kwartaal bedroeg de Bulgaarse bbp-groei 3,4% (jaar-op-jaar), wat vooral te danken was aan de sterke binnenlandse consumptie en investeringen. We gaan ervan uit dat de reële groei van het land volgend jaar op een hoge 2,7% zal blijven, deels vanwege de voordelen die met de invoering van de euro op 1 januari 2026 gepaard gaan.
De inflatie blijft de belangrijkste onmiddellijke uitdaging voor de Bulgaarse beleidsmakers. De HICP-inflatie, die sinds april 2025 versnelt, bereikte in augustus 3,5%. De aanhoudende inflatiedruk wordt voornamelijk toegeschreven aan de krappe arbeidsmarkt en de sterke loondynamiek (de totale arbeidskosten per uur lagen in Q2 13,2% hoger dan een jaar eerder). Hoewel Bulgarije in april ternauwernood voldeed aan het inflatie-convergentiecriterium (het twaalfmaandsgemiddelde van de HICP-inflatie bedroeg 2,7%, net onder de referentiewaarde van 2,8%), blijft het van essentieel belang om de prijsstabiliteit te handhaven en inflatoire pieken onmiddellijk na de euro-invoering te beperken. Volgens onze prognose zal de Bulgaarse inflatie zowel dit als volgend jaar dicht bij de 3,5% liggen en in 2027 met bijna een procentpunt dalen tot 2,6%.
Kortom, het macro-economische en politieke nieuws dat onlangs uit Tsjechië, Hongarije, Slowakije en Bulgarije kwam, bevestigt nog maar eens de aanzienlijke heterogeniteit van het beleid en de risico's in de COE-regio. In Tsjechië komt het succes van de desinflatie in gevaar door de verwachte budgettaire expansie, wat mogelijk leidt tot een nieuwe cyclus van monetaire verkrappingen in 2026. In Slowakije creëert een agressieve budgettaire sanering een aanzienlijk risico op vraagonderdrukking en stagflatoire druk volgend jaar. In Hongarije zit het beleid vast in een strak monetair beleidskader dat verstorende begrotingsmaatregelen compenseert, wat een duurzame groeiversnelling in de weg staat. In Bulgarije verankeren de institutionele voordelen van de invoering van de euro de stabiliteit op lange termijn, op voorwaarde dat de regering erin slaagt de hoge binnenlandse vraag en loondruk onder controle te houden. Hoewel het gebruik van de RRF-middelen de komende jaren naar verwachting een impuls zal geven in de hele COE-regio, zullen de doeltreffendheid van het beleid en de economische prestaties finaal worden bepaald door de complexe afwegingen tussen begrotingsconsolidatie (Slowakije), politiek populisme (Tsjechië en Hongarije) en institutionele verandering (Bulgarije).
Tsjechië’s nieuwe politieke realiteit
De populistische ANO-partij, geleid door voormalig premier Andrej Babiš, behaalde bij de Tsjechische parlementsverkiezingen van oktober 2025 de overwinning met 34,5% van de stemmen. Zij haalde 80 zetels binnen in de 200 leden tellende Kamer van Afgevaardigden (zie figuur CEE1). De regerende coalitie Spolu, onder leiding van premier Petr Fiala, werd tweede met 23,4% en 52 zetels. Andere partijen die in het parlement kwamen waren STAN (11,2%, 22 zetels), de Piraten (9,0%, 18 zetels), SPD (7,8%, 15 zetels) en de Motoristen (6,8%, 13 zetels). De extreem-linkse Stačilo coalitie haalde de drempel van 5% niet en komt bijgevolg niet in het parlement. Aangezien ANO op zichzelf geen meerderheid behaalde, onderzoekt het de mogelijkheid van een coalitie met SPD en de Motoristen. Die partijen samen zouden een meerderheid hebben van 108 zetels. De eurosceptische en NAVO-kritische houding van de SPD kan de besprekingen evenwel bemoeilijken. President Petr Pavel heeft al verklaard dat hij geen ministers zal benoemen die een bedreiging vormen voor het NAVO-lidmaatschap of de nationale veiligheid van Tsjechië.

Terwijl de Tsjechische kroon in de aanloop naar de verkiezingen verstevigde, gesteund door het conservatieve monetaire beleid van de centrale bank, kwamen de Tsjechische overheidsobligaties onder druk te staan. Beleggers vreesden een verschuiving naar een soepeler begrotingsbeleid, waardoor het rendement op tienjarige obligaties voor het eerst sinds de herfst van 2023 boven 4,5% steeg (zie figuur CEE2). Het programma van ANO omvat dure sociale maatregelen zoals het opnieuw invoeren van kinderbijslag, het verhogen van ouderschapsuitkeringen en het terugdraaien van pensioenhervormingen. Hoewel het evenwichtige begrotingen belooft, vertrouwt ANO op een efficiëntere belastinginning en economische groei in plaats van belastingverhogingen. Gezien de relatief kleine omvang van de geraamde grijze economie zullen de verwachte inkomstenstijgingen waarschijnlijk bescheiden zijn.
Een soepeler begrotingsbeleid kan de groei op korte termijn ondersteunen, maar ook de inflatie aanwakkeren. De Tsjechische Nationale Bank (CNB) zal naar verwachting reageren in functie van de omvang van de budgettaire expansie. Een grotere tolerantie voor schuldfinanciering vormt een opwaarts inflatierisico en pleit voor het behoud van hoge rentevoeten. ANO heeft ook aangegeven dat de begroting voor 2026 moet worden herzien. Totdat deze is goedgekeurd door het parlement, bestaat het risico dat zal worden gewerkt met een voorlopige begrotingsregeling. Die beperkt de maandelijkse uitgaven tot een twaalfde van de begroting van het voorgaande jaar.
Het is onwaarschijnlijk dat de nieuwe regering stappen zal ondernemen om de euro in te voeren. Hoewel 2034 de vroegst mogelijke theoretische datum is, wijst de publieke opinie op een latere datum. De financiële markten reageerden eerder rustig op de verkiezingsuitslag. Die werd immers algemeen verwacht en Tsjechië blijft stevig verankerd in de EU- en NAVO-structuren. Ondanks de grote budgettaire beloften heeft de Tsjechische politiek een geschiedenis van pragmatisme na de verkiezingen. ANO's waarschijnlijke partner, de Motoristen, die vooral tegen de Green Deal zijn maar ook voorstander van budgettair conservatisme en een evenwichtige begroting tegen 2029, kan helpen om sommige van de meer ambitieuze uitgavenplannen te temperen. Het feit dat Stačilo er niet in is geslaagd het parlement binnen te komen, haalt bovendien het meest expansieve begrotingsprogramma van de onderhandelingstafel. Dat kan investeerders verder geruststellen.