Europese PMI’s bieden hoop voor 2025H2
De maandelijkse PMI-vertrouwensindicatoren danken hun belang aan hun tijdigheid en voorspellend karakter. Maar af en toe worden ze toch in snelheid gepakt, zeker in een tijdperk onder Trump. De juli-editie van vandaag is daarvan een goed voorbeeld. De Britse zakenkrant Financial Times hintte gisteren op een nakend handelsakkoord tussen de VS en EU met een tarief à la Japonais: 15%. Zo’n niveau leunt dicht aan bij de vandaag al in voege zijnde Amerikaanse invoerheffingen en verandert de facto dus weinig aan de handelsrelatie. De impact van die potentieel gunstige deal, gezien de omstandigheden toch, uit zich pas de komende maanden. Het juli-rapport geeft tegen die achtergrond vooral inzicht in het economisch startpunt in de aanloop daar naartoe.
Dat is voor Frankrijk niet te best. Het rapport is deprimerende materie. De klim van het PMI-hoofdcijfer van 49.2 tot 49.6 stelt weinig voor in het licht van povere details zoals een verzwakkende vraag naar Franse goederen én diensten, een tuimelend vertrouwen voor het komende jaar en een krimpend personeelsbestand. De sluimerende handelsonzekerheid is slechts een deel van de verklaring. Volgens de enquêteurs weegt het besparingspakket dat eerste minister Bayrou vorige week voorstelde zwaar op het sentiment. Het Duitse narratief is van een heel andere orde. De economie zou er op basis van de eerste PMI van dit derde kwartaal (50.3, van 50.4) zowaar “relatief solide” groeien. De activiteit zowel in de maakindustrie als dienstensector zwengelt aan onder impuls van een groeiend orderboekje, zij het voorlopig nog lichtjes. Het Duits optimisme voor het komende jaar trekt onder leiding van de dienstensector naar het hoogste peil sinds mei 2024. En dan moet de mogelijke handelsboost voor de industrie nog komen. Tegen die achtergrond maken we ons niet te veel zorgen over een hernieuwde maar allicht slechts tijdelijke personeelsafvloeiing.
Voeg bij het Duitse scenario een sterke prestatie in de rest van de eurozone en je krijgt het beste PMI-hoofdcijfer van het afgelopen jaar (51). Het onderzoeksbureau spreekt van een voorwaardelijke “robuuste groei”. Het aantal bestellingen stabiliseerde t.o.v. vorige maand dankzij de dienstensector en breekt zo met een trend van 13 maanden van slinkende orderboekjes. De buitenlandse vraag staat wel nog onder druk maar weerhield Europese bedrijven er niet van om personeel aan te werven. Zonder de valse Franse en Duitse noten gebeurde dat zelfs aan het snelste tempo in meer dan een jaar. Verminderde inkoopactiviteit en trage voorraadafbouw verraadt wel dat het herstel zich nog in een vroege, precaire fase bevindt. Bedrijven van overal buiten Frankrijk zien het niettemin weer zitten. Ze tanken vertrouwen tot het hoogste peil sinds februari.
Op het inflatiefront is er goed nieuws voor de ECB. Productiekosten nemen af tot het laagste in negen maanden waardoor de eindconsument de prijzen slechts “matig” ziet stijgen. Toch brengt dat Frankfurt deze namiddag niet op andere gedachten dan het status quo (op 2%). Bij die eerste skip na een ononderbroken jaarreeks renteverlagingen ligt de klemtoon wellicht op september. Nieuwe voorspellingen bieden dan een goed evaluatiemoment voor een finale rentevermindering al dan niet. Met de nakende handelsdeal is dat alsmaar minder aan de orde. Deze economische en monetaire context impliceert een sterke bodem onder de Europese rentes en de euro. Die eerste gaan vandaag alvast verder door op het stijgende elan van gisteren. De euro noteert op een zucht van de meerjarige top in juli (EUR/USD 1.1829).
Europese 2j.-swaprente ketst af op een steeds sterker wordende steun