Centraal- en Oost-Europa

Centraal- en Oost-Europa

Meest recente Economisch Vooruitzichten voor Centraal- en Oost-Europa

Waarom is de inflatie in Centraal- en Oost-Europa torenhoog?

De periode sinds het uitbreken van de Covid-19-pandemie is een van de meest turbulente periodes die de Europese economieën sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben doorgemaakt. Zo zagen we talloze lockdowns, instortende wereldwijde toeleveringsketens en genereuze overheidssubsidies aan bedrijven en huishoudens. Na verloop van tijd stokte het herstel van de groei na de pandemie en vervolgens begon de Russische invasie in Oekraïne. Deze gebeurtenissen hebben mee bijgedragen tot een verschijnsel waar veel landen, niet alleen op het Europese continent, vandaag de dag nog steeds mee worstelen: hoge consumptieprijsinflatie.

De consumptieprijzen in Centraal- en Oost-Europa stegen relatief recent naar recordhoogtes en beginnen nu pas te matigen. In alle landen werden er sterke prijsstijgingen vastgesteld maar de achterliggende oorzaken verschillen wel tussen de individuele landen. We verwachten dan ook dat de daling naar een nieuw "normaal" voor elk land anders zal verlopen.

Algemeen kunnen we stellen dat de inflatie in de periode van begin 2020 tot nu sterker gestegen is in Oost-Europa dan in de "oude" EU-landen (zie figuur COE1). De meest recente inflatiecijfers van maart 2023 bevestigen dit opnieuw. Prijsstijgingen van meer dan 20% zien we immers vrijwel uitsluitend in de COE-regio.

Tabel 1 geeft een overzicht van de gemiddelde bijdrage (in procentpunten) van de COICOP-categorieën 1-12 aan de jaarlijkse inflatie in de vier COE-landen (Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije) en in België (dat de "oude" EU vertegenwoordigt) in de periode van januari 2020 tot en met maart 2023. 

Tabel COE1 -Gemiddelde maandelijkse bijdragen aan de jaarlijkse inflatie per COICOP-categorie tussen januari 2020 en maart 2023 in procentpunten

COICOP 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
België 0,84 0,1 0,06 1,58 0,16 0,01 0,85 0 0,29 0,01 0,29 0,28
Tsjechië 1,51 0,68 0,39 2,5 0,37 0,14 0,88 -0,03 0,49 0,02 0,7 0,4
Hongarije 3,33 0,92 0,09 0,87 0,55 0,3 1,29 -0,01 0,39 0,1 0,78 0,41
Polen 2,36 0,32 0,05 2,52 0,32 0,3 0,91 0,22 0,44 0,08 0,49 0,3
Slowakije 1,9 0,29 0,1 1,85 0,39 0,1 0,43 0,15 0,36 0,08 0,56 0,46

Bron: KBC Economic gebaseerd op OECD

Categorieën: Food & Non-Alcoholic Beverages (COICOP 01), Alcoholic Beverages, Tobacco & Narcotics (COICOP 02), Clothing & Footwear (COICOP 03), Housing, Water, Electricity, Gas & Other Fuels (COICOP 04), Furnishings, Household Equipment & Routine Household Maintenance (COICOP 05), Health (COICOP 06), Transport (COICOP 07), Communication (COICOP 08), Recreation & Culture (COICOP 09), Education (COICOP 10), Restaurants & Hotels (COICOP 11), Miscellaneous Goods & Services (COICOP 12)

Uit de tabel blijkt dat er geen eenduidig patroon schuilgaat achter de gevoelig sterkere stijging van de inflatie in Centraal- en Oost-Europa. Zo stegen in Tsjechië de huizenprijzen het sterkst (COICOP 4), gevolgd door levensmiddelen en niet-alcoholische dranken (COICOP 1). In Hongarije voerden levensmiddelen de inflatie met een ruime marge aan, gevolgd door transport (COICOP 7). In Polen overheersten, evenals in Tsjechië, de huizenprijzen, maar anders dan in Tsjechië was hun voorsprong op levensmiddelen marginaal. In Slowakije droeg voeding, net als in Hongarije, het meest bij tot de inflatie, maar het effect van de huizenprijzen werd slechts marginaal overtroffen.

Van heel Centraal- en Oost-Europa was de relatieve volgorde van de bijdragen aan de consumptieprijsinflatie in Tsjechië waarschijnlijk het meest vergelijkbaar met België (waar de huizenprijzen duidelijk op de eerste plaats kwamen, gevolgd door transportprijzen en voedingsprijzen). Toch lag het prijspeil in Tsjechië in maart 2023 een derde hoger lag dan in januari 2020, terwijl de stijging in België slechts 16% bedroeg. De grootste verschillen in de omvang van de gemiddelde inflatiebijdrage in de twee landen zijn te zien in categorieën 4 (huisvesting), 1 (voeding en non-alcoholische dranken) en 2 (alcoholische dranken en tabak). Ook in de andere COE-landen zien we dat de prijsstijgingen in elke inflatiesubcategorie hoger liggen dan in België. De verklaring hiervoor is dat de relatief sterkere inflatoire impuls van de energiesector in het begin geleidelijk doorsijpelt in de economie, waar kan worden versterkt (bijvoorbeeld door de overhang van de uitgestelde vraag) of afgezwakt (bijvoorbeeld door prijsplafonds van de overheid) op afzonderlijke markten.

De belangrijkste redenen waarom de stijgende consumenteninflatie de COE-regio harder heeft getroffen dan de West-Europese landen, zijn de hogere fossiele-energie-intensiteit en de verschillende economische structuren (productie en eigendom). Naast de verschillende beleidsreacties van overheden op de prijsstijgingen, heeft ook het gedrag van de centrale banken, d.w.z. de timing en de kracht van de monetaire verstrakking, een belangrijke rol gespeeld. Wat de energiecomponent van de prijsstijging betreft, die lange tijd de inflatiedruk heeft gedomineerd, heeft de historisch grote afhankelijkheid van leveringen van relatief goedkoop aardgas en olie uit het Oosten een zeer negatieve rol gespeeld in de COE-regio. Het tekort kon/kan niet vlot worden vervangen door leveringen van elders.

De afgelopen maanden hebben wij geconstateerd dat de rol van energie als belangrijkste drijvende kracht achter de prijsstijging aan het afzwakken is, terwijl voeding een snellere daling van de inflatie merkbaarder in de weg staat. In de toekomst kunnen wij echter verwachten dat ook de inflatoire druk van traditioneel prijsvolatiele voeding vrij snel zal wegebben en dat de rol van de voornaamste inflatoire impulsen dan kan worden overgenomen door tot dusver minder zichtbare factoren: onverankerde inflatieverwachtingen, snelle loonstijgingen en oplopende begrotingstekorten. Deze laatste drie variabelen zijn nauw met elkaar verbonden.

Onverankerde inflatieverwachtingen van huishoudens en bedrijven stimuleren de druk van de loonstijging in zowel de particuliere als de overheidssector. De loonstijging in de overheidssector leidt tot een stijging van de begrotingsuitgaven (niet alleen vanwege de hogere lonen bij de overheid, maar ook vanwege de indexering van pensioenen en sociale uitkeringen). Het risico van een te snelle loonstijging in COE wordt vergroot door de relatief lage werkloosheid, die in maart 2023 2,6% bedroeg in Tsjechië, 2,8% in Polen en 3,9% in Hongarije. In Slowakije lag het werkloosheidspercentage op 6,0% in maart weliswaar iets hoger dan in België (5,9%) maar nog steeds onder het niveau van de Eurozone (6,5%).

Wat de toekomstige potentiële inflatoire druk als gevolg van begrotingstekorten betreft, kan in de regio een ander specifiek risico worden onderkend, ditmaal in de vorm van een relatief laag schuldenpeil (waardoor de regeringen zich budgettair welwillender kunnen opstellen). Als percentage van het bbp bedroeg de overheidsschuld in het laatste kwartaal van vorig jaar 44% in Tsjechië, 49% in Polen, 59% in Slowakije en 73% in Hongarije. In dezelfde periode bedroeg de overheidsschuld 92% in de eurozone en 105% in België.

De laatste paragraaf suggereert dat het antwoord op de vraag hoe snel en effectief de inflatie in de COE-regio in de toekomst zal worden afgeremd, behalve van externe invloeden, vooral zal afhangen van de vooruitziendheid en moed van de respectievelijke regeringen en centrale banken om politiek weinig populaire maatregelen te nemen die elkaar op passende wijze aanvullen in plaats van ondermijnen.

Economische voorspellingen mei 2023

Tsjechië

  2022 2023 2024
Reëel bbp (gemiddelde jaarwijziging, in %) 2,5 0,3 2,6
Inflatie (gemiddelde jaarwijziging, geharmoniseerde CPI, in %) 14,8 12,3 2,4
Werkloosheidsgraad (Eurostat definitie, in % van beroepsbevolking, einde jaar) 2,3 2,8 3,3
Begrotingsaldo overheid (in % van bbp) -3,6 -4,9 -3,5
Bruto overheidsschuld (in % van bbp) 44,1 45,0 45,9
Saldo lopende rekening (in % van bbp) -6,1 -3,0 -1,5
Woningprijzen (Eurostat definitie, gemiddelde jaarwijziging in %, bestaande en nieuwe woningen 16,9 0,0 2,5
    8/5/2023

Slowakije

  2022 2023 2024
Reëel bbp (gemiddelde jaarwijziging, in %) 1,7 0,9 2,8
Inflatie (gemiddelde jaarwijziging, geharmoniseerde CPI, in %) 12,1 10,0 7,0
Werkloosheidsgraad (Eurostat definitie, in % van beroepsbevolking, einde jaar) 6,1 6,5 6,3
Begrotingsaldo overheid (in % van bbp) -2,0 -6,5 -4,5
Bruto overheidsschuld (in % van bbp) 57,8 58,5 58,0
Saldo lopende rekening (in % van bbp) -8,3 -4,5 -3,5
Woningprijzen (Eurostat definitie, gemiddelde jaarwijziging in %, bestaande en nieuwe woningen 13,7 -1,0 1,5
    8/5/2023

Hongarije

  2022 2023 2024
Reëel bbp (gemiddelde jaarwijziging, in %) 4,6 0,1 3,5
Inflatie (gemiddelde jaarwijziging, geharmoniseerde CPI, in %) 15,3 18,6 6,0
Werkloosheidsgraad (Eurostat definitie, in % van beroepsbevolking, einde jaar) 3,8 4,1 3,8
Begrotingsaldo overheid (in % van bbp) -6,2 -4,0 -3,0
Bruto overheidsschuld (in % van bbp) 73,3 69,5 66,7
Saldo lopende rekening (in % van bbp) -8,0 -3,5 -2,1
Woningprijzen (Eurostat definitie, gemiddelde jaarwijziging in %, bestaande en nieuwe woningen 21,9 0,0 3,5
    8/5/2023

Bulgarije

  2022 2023 2024
Reëel bbp (gemiddelde jaarwijziging, in %) 3,8 1,5 2,7
Inflatie (gemiddelde jaarwijziging, geharmoniseerde CPI, in %) 13,0 9,5 4,5
Werkloosheidsgraad (Eurostat definitie, in % van beroepsbevolking, einde jaar) 4,0 4,5 4,1
Begrotingsaldo overheid (in % van bbp) -2,8 -3,0 -3,0
Bruto overheidsschuld (in % van bbp) 22,9 23,6 25,0
Saldo lopende rekening (in % van bbp) -0,7 -1,5 -1,2
Woningprijzen (Eurostat definitie, gemiddelde jaarwijziging in %, bestaande en nieuwe woningen 13,8 5,5 1,5
    8/5/2023

Andere voorspellingen en updates

Wereld

België

Ierland