Fed neemt anticipatieve doorstart
De Federal Reserve verlaagde gisteren de beleidsrente met 25 bpn tot 4-4.25%. Die beslissing was verwacht en volgde de pivot door voorzitter Powell tijdens het Jackson Hole symposium in augustus. Maar wie zich louter op de nieuwe economische vooruitzichten (Summary of Economic Projections, SEP) baseert, kwam misschien wel tot een andere conclusie. Groei? Opwaarts herzien met 0.2% vanaf 2026 tot 2028 tot niveaus op of boven potentieel (1.8%). Dit is het tempo dat de Amerikaanse economie aankan zonder opwaartse prijsdruk op te wekken. Inflatie? Opwaarts herzien van 2.4% tot 2.6% in 2026. De 2%-doelstelling haalt de Fed naar eigen zeggen pas in 2028. Werkloosheid? Neerwaarts bijgesteld. Zei iemand “renteverhoging”? Of als dat een stap te ver is, waarom dan niet gewoon het status quo? Powell zei tijdens de persconferentie immers zelf dat het allesbehalve duidelijk is wat de centrale bank moet doen. In zo’n geval is wachten instinctief de meest logische uitkomst.
Powell kadert de renteknip als het voeren van deugdelijk risicobeheer. De Fed heeft een dubbel mandaat: zorgen voor prijsstabiliteit (2% inflatie) en het ondersteunen van de tewerkstelling. In de nasleep van Covid lag de focus lang op het eerste. De risicobalans na enkele zwakke arbeidsmarktrapporten en een historische herziening van de tewerkstelling (-911k voor april 2024 – maart 2025) kantelt nu in de richting van dat laatste. De beleidsverklaring maakt dat duidelijk met enkele tactische wijzigingen: de werkloosheidgraad kruipt hoger, de arbeidsmarkt krijgt niet langer het label “robuust” en de neerwaartse risico’s rond tewerkstelling nemen toe. Het “merkwaardig” (dixit Powell in Jackson Hole) maar fragiel evenwicht op de arbeidsmarkt kraakt. De voorzitter merkt op dat de vraag naar arbeid nu sterker daalt dan het aanbod. De Fed grijpt in met een anticipatieve renteverlaging, de eerste in negen maanden.
En het is niet de laatste. De mediaaninschatting van de gouverneurs (dot plot) wijst op nog twee bijkomende verminderingen van 25 bpn voor 2025 en eentje in 2026. In 2027 en 2028 is 3-3.25% de norm. Voor wat het waard is uiteraard, want de verdeeldheid is ongezien. Voor een grote minderheid (6) volstaat de zet gisteren bijvoorbeeld voor de rest van het jaar. Één raadslid had zelfs 4.25-4.5% als einddoel in 2025 voor ogen. Voor de persoon in kwestie hoefde de renteknip gisteren dus niet. Toch verzette de man of vrouw zich niet in de officiële stemming. Dat deed enkel Miran, de (voorlopige ex-)adviseur aan het Witte Huis. De kersverse Fed-beleidsmaker pleitte voor een verlaging met 50 bpn. Hij is zonder twijfel de eenzame stem die in de dot plot pleitende voor een beleidsrente eind dit jaar van 2.75-3% (ofte: 3x50 bpn). De quasi-unanimiteit is een opsteker voor Powell én en niet mis te verstaan signaal aan het adres van het Witte Huis. De voorzitter is geregeld schietschijf van de Amerikaanse president. Voor Trump moet de rente substantieel lager.
Zowel de Amerikaanse kortetermijnrentes als de dollar bevonden zich in de aanloop naar de vergadering op belangrijke technische kantelpunten. De tweejaarsrente testte het jaardal rond 3.5% maar vermeed de breuk lager. De handelsgewogen munt deed net hetzelfde in de buurt van 96.4. EUR/USD spiegelde de beweging op 1.19. De verschuiving in de prioriteiten van de Fed impliceert niettemin een blijvende asymmetrie in de markt t.a.v. de economische cijfers. Alles wat naar een verzwakkende arbeidsmarkt ruikt primeert over inflatie. In ons voorkeursscenario deprecieert de dollar bij zwakkere cijfers voort. We behouden EUR/USD 1.2349 als doel op middellange termijn. De tweejaarsrente heeft in zo’n scenario meer neerwaarts potentieel richting 3%.
EUR/USD: doorstart van de Fed effent pad richting 1.2349