Onderzoek naar Trump’s invoerheffingen gestart
Amerikaans Hooggerechtshof is sceptisch
Het Amerikaanse Hooggerechtshof buigt zich sinds gisteren over de wettigheid van president Trump’s invoerheffingen. Enkel de tarieven ingevoerd onder een wet uit 1977, de International Emergency Economic Powers Act (IEEPA), staan ter discussie. Maar ze maken wel het gros uit, zo’n 75%. De wederkerige heffingen van 2 april (Liberation Day, zoals Trump de dag zelf omschreef) en de fentanyl-gerelateerde importtaksen kennen bijvoorbeeld hun basis in die wet. Een lagere handelsrechtbank oordeelde enkele maanden geleden dat ze onwettig waren, waarop de Trump-administratie beroep aantekende. Op de zitting gisteren aanhoorde het Hof de argumenten van de regering. Volgens watchers waren de opperrechters eerder sceptisch t.a.v. de verdediging en is er twijfel of IEEPA zonder meer en unilateraal gebruikt kan worden om er de internationale handel op nieuwe leest mee te schoeien.
Een uitspraak hoeven we ten aller vroegste pas tegen jaareinde te verwachten. Begin volgend jaar is meer waarschijnlijk. Dat betekent nog maanden van onzekerheid. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe de Trump-administratie de eventueel onterechte importbelastingen zou terug betalen. De teller staat voorlopig al op een slordige $100 miljard. De regering liet ook verstaan dat ze over alternatieven beschikt als het Hooggerechtshof in haar nadeel oordeelt. Sommige tarieven zijn bijvoorbeeld geworteld in bedreigingen van nationale veiligheid. Maar de andere pistes vereisen vaak een vooronderzoek of zijn zonder precedent zodat ook daar de juridische basis mogelijks later ter discussie staat. Het is evenmin gezegd dat handelspartners zoals de EU en Japan de huidige 15%-heffing willen heronderhandelen, met de bijhorende rechtsonzekerheid van dien.