Zombies mogen economisch herstel niet in de weg staan
Link naar de pdf-versie
Massale overheidsinterventies hebben de economische schade van de coronacrisis voor gezinnen en bedrijven aanzienlijk gemilderd. Dat waarschijnlijk ook steun is gegaan naar zogenoemde zombiebedrijven was de collateral damage hiervan. Naarmate de vrijheidsbeperkende maatregelen om het coronavirus in te dijken worden opgeheven, moet ook de economische noodhulp worden stopgezet of althans uiterst selectief worden. Zombies in stand houden moet alleszins worden vermeden, want zij hinderen al lang de economische groei en zouden de geplande structurele economische omschakeling bemoeilijken. Het dreigt ook het economisch herstel voortijdig te fnuiken, want nu al duikt een tekort aan arbeidskrachten op. Het herstel vraagt een vorm van creatieve destructie, waarbij niet-levensvatbare bedrijven plaats ruimen voor ondernemingen die rendabel en duurzaam nieuwe behoeftes beantwoorden. Daartoe moet het concurrentiekader worden hersteld en versterkt. En aangevuld aan de hand van de principes van flexicurity: het samengaan van flexibele arbeidsmarkten, een voldoende hoge inkomensbescherming en een actief arbeidsmarktbeleid, geflankeerd door (levenslang) leren dat de inzetbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt bevordert.
Zombies
Tijdens de coronacrisis heeft de overheid op ongeziene schaal geld uitgegeven om de economische schade voor gezinnen en bedrijven zoveel mogelijk te beperken. De maatregelen hadden onder meer als doel te voorkomen dat levensvatbare bedrijven door de uitzonderlijke omstandigheden zouden verdwijnen. Bedrijven die vóór het uitbreken van de pandemie al niet meer duurzaam financieel gezond waren, zouden in principe geen toegang krijgen tot de steun. In dat verband wordt geregeld over zombiebedrijven gesproken. Maar wat zijn dat?
Er bestaat geen eenduidige definitie van zombiebedrijven. Eenvoudig en intuïtief gesteld, zijn het bedrijven die vandaag en in de toekomst niet levensvatbaar zijn en zelf niet beschikken over voldoende financiële buffers. Ze blijven kunstmatig in leven, onder meer dankzij een permanent kredietinfuus. Economisch worden ze gekenmerkt door een hoge schuldgraad en lage solvabiliteit. Bovendien hebben ze een zwakke rendabiliteit en investeren ze weinig. Ze zetten schaarse economische middelen inefficiënt in.
Zombies bestaan al lang. De Bank voor Internationale Betalingen (Banerjee, R., e.a., 2018) stelt een toename vast sinds het einde van de jaren 80 van vorige eeuw bij de beursgenoteerde bedrijven in 14 ontwikkelde economieën. Het laatste Stabiliteitsrapport van de ECB toont op basis van een veel ruimer staal van niet-financiële bedrijven uit de eurozone aan dat hun aandeel in de eurozone in 2019 nog altijd groter was dan vóór de recessie van 2008-20091. Vooral het zeer grote aantal quasi-zombies - bedrijven in de schemerzone - valt op (figuur 1).
Collateral damage
Om te voorkomen dat ook zombiebedrijven coronasteun zouden ontvangen had de Europese Commissie criteria vooropgesteld, die de overheden moesten respecteren bij de uitwerking van garantieregelingen en schuldmoratoria voor bedrijven. De vermelde ECB-analyse suggereert evenwel dat die criteria niet hebben verhinderd dat zombiebedrijven toch massaal van de steun gebruik hebben kunnen maken. In welke mate dat ook effectief is gebeurd, kan niet worden achterhaald.
Maar het is erg waarschijnlijk dat een aantal dankzij het noodbeleid hebben kunnen overleven, al was het maar omdat zij nog meer dan financieel gezonde bedrijven (en kredietnemende gezinnen) baat hebben bij de lage rente als gevolg van het soepele geldbeleid van de ECB – een beleid dat overigens al van lang vóór de pandemie de levenskansen van zombies in stand helpt houden. Doordat faillissementsprocedures in veel landen tijdens de pandemie werden opgeschort, lag het aantal faillissementen in het crisisjaar 2020 zelfs fors lager dan in 2019.
Dat ook minder levensvatbare bedrijven steun hebben gekregen was in de eerste fase van de crisis van ondergeschikt belang. En allicht onvermijdelijk, gezien het grote aandeel van bedrijven in de schemerzone en de uitzonderlijke omstandigheden van de pandemie. Daardoor was het praktisch erg moeilijk om snel en in real time het onderscheid tussen levensvatbare en niet-levensvatbare bedrijven te maken.
Steun aan zombiebedrijven is de collateral damage van maatregelen die absoluut noodzakelijk waren om te voorkomen dat gezonde, levensvatbare bedrijven in de problemen zouden komen door de lockdownmaatregelen. Te veel faillissementen en uit de pan rijzende werkloosheid zouden de economische malaise nog erger hebben gemaakt en de economische heropstart na de lockdowns hebben bemoeilijkt. Stelsels van tijdelijke werkloosheid hielpen voorkomen dat performante bedrijfsorganisaties werden ontwricht, wat de heropstart na de pandemie zou bemoeilijken.
Nood aan creatieve destructie
Nu het herstel op gang is gekomen, veranderen evenwel de uitdagingen en prioriteiten. Er is in Europa een tamelijk brede consensus dat het herstelbeleid de economie veerkrachtiger, duurzamer en meer digitaal moet maken. Het Next Generation EU investeringsprogramma wil daarbij een belangrijke hefboom zijn. Dat impliceert dat het economisch herstel gepaard zal moeten gaan met structurele veranderingen. Vroegere activiteiten moeten anders gebeuren of worden teruggeschroefd en nieuwe zullen tot ontwikkeling komen. Overigens heeft de pandemie zelf waarschijnlijk een aantal blijvende veranderingen in het consumentengedrag veroorzaakt. Ook daarom moeten bedrijven hun bedrijfsmodel aanpassen, kunnen nieuwe bedrijven ontstaan en zullen andere verdwijnen.
Een en ander betekent dat een zekere mate van zogenoemde ‘creatieve destructie’ voor de deur staat. Oude, onrendabele activiteiten en bedrijven verdwijnen. Zo komen werknemers en kapitaal vrij voor de ontwikkeling van nieuwe, meer productieve activiteiten. Dat proces is de motor van welvaartsgroei.
Het in stand houden van zombiebedrijven staat dat proces in de weg en hindert dus de welvaartsgroei. Geregeld worden zombiebedrijven vermeld als verklaring voor de economische stagnatie in Japan in de jaren 90 van vorige eeuw. OESO-onderzoek (Adalet McGowan, M., e.a., 2017) op basis van (in hoofdzaak) Europese bedrijven in de periode 2003-2013 toont dat de aanwezigheid van zombiebedrijven in een bepaalde sector niet alleen de oprichting van nieuwe bedrijven bemoeilijkt, maar ook het groeipotentieel van nieuwkomers. Hoe groter hun aandeel in een sector, hoe minder de andere bedrijven investeren en jobs creëren en hoe minder productiviteitswinsten worden gerealiseerd. Macro-economisch resulteert dat in een zwakkere groei van de welvaart2. Andere OESO-cijfers suggereren dat in de jaren na de Grote Financiële Crisis zombificatie relatief meer is opgetreden in vervuilende industrieën. Het in stand houden van zombiebedrijven kan dus ook een belemmering worden voor de realisatie van de milieudoelstellingen.
Nu de economieën weer opengaan moeten levensvatbare bedrijven zonder overheidssteun verder en mag het beleid niet-levensvatbare bedrijven niet langer ondersteunen. Theoretisch zijn recessies periodes waarin creatieve destructie een impuls krijgt. Maar de toename van zombiebedrijven in de voorbije decennia wijst erop dat de recente recessies dat minder hebben uitgelokt.
De coronasteun te lang handhaven zou creatieve destructie verder in de weg staan, omdat het de normale concurrentievoorwaarden verstoort. Daarom moeten steunmaatregelen worden stopgezet of ten minste uiterst selectief worden gemaakt. Het concurrentiekader moet niet alleen worden hersteld maar ook worden verbeterd, want de toename van het aantal zombiebedrijven vóór de pandemie wijst op de nood daarvan.
Een en ander is niet alleen nodig omwille van de structurele economische uitdagingen, maar ook voor de voortzetting van het economisch herstel. Het valt immers op hoe vroeg in het herstel bedrijven een tekort aan arbeidskrachten signaleren. De pandemie heeft de war for talent – een lang vóór de pandemie voorspeld tekort aan arbeidskrachten – duidelijk niet doen verdwijnen. Werknemers in weinig productieve zombiebedrijven aan het werk houden heeft vandaag meer dan ooit een welvaartskost.
Nieuwe wijn vergt nieuwe zakken...
De nieuwe uitdagingen vergen een aangepast beleid. Het jaarlijkse Going for Growth rapport van de OESO geeft een overzicht van de gewenste maatregelen om het economisch groeipotentieel op te krikken. In het recente rapport neemt creatieve destructie een prominente plaats in. In de ontwikkelde economieën hebben de meest voorkomende aanbevelingen te maken met de regulering van de productmarkten, mededinging en vrije handel. In België gaat dat onder meer over de nood aan vereenvoudiging van allerlei administratieve bepalingen – in het bijzonder voor startende ondernemingen – en het vergemakkelijken van de toegang tot de markt voor sommige professionele dienstverleners. Het recente Artikel IV-Rapport van het IMF aan België sluit zich bij die aanbevelingen aan.
Het halsstarrig overleven van zombiebedrijven heeft in veel landen ook te maken met inefficiënties in de faillissementswetgeving. Ondanks de recente herziening zijn ook op dat vlak volgens de OESO en het IMF in België nog optimalisaties mogelijk, in het bijzonder ten aanzien van kmo’s.
Creatieve destructie vergt flexibele arbeidsmarkten. Hoge kosten om werknemers te ontslaan, rigide loonvorming en hoge lasten op arbeid bemoeilijken de (her)allocatie van arbeid. Al sinds decennia is geweten dat ook op dat vlak in België werk aan de winkel is.
... en een gepast ‘degustatiekader’
Economische herstructureringen gemakkelijker mogelijk maken betekent dat sommige beschermende maatregelen worden afgebouwd. Dat is een heikel punt, want herstructureringen lopen vaak niet over een pad met rozen. Overigens heeft de coronacrisis het (ook economische) belang van sociaaleconomische bescherming in de verf gezet. Met een aangepast beleid kunnen de aanpassingspijnen evenwel verteerbaarder worden gemaakt.
Een van de lessen uit de eurocrisis van 2011 is dat drastische budgettaire saneringen en structurele economische hervormingen moeilijk samengaan. Structurele hervormingen lonen het meest als ze worden ondersteund door het monetair en begrotingsbeleid (Borbon, A.R., e.a., 2016). In dat opzicht creëren de investeringen in het kader van Next Generation EU (NGEU) vandaag alvast een betere context voor structurele hervormingen dan de context van tien jaar geleden, toen forse begrotingssaneringen economische groei in de eurozone in de weg stonden. Wanneer de Europese ministers van Financiën straks het Europese begrotingskader actualiseren, houden ze die les best voor ogen. Terzelfdertijd moeten ze toezien op de nauwgezette uitvoering van de nationale plannen voor herstel en veerkracht. Daarin worden de hervormingen bepaald die moeten worden doorgevoerd in ruil voor de NGEU-steun.
De aanpassingspijnen van structurele hervormingen kunnen ook worden verzacht door de afbouw van sommige beschermende maatregelen hand in hand te laten gaan met de versterking van maatregelen die de herinzet van mensen bevorderen. OESO-onderzoek (Andrew, D. & Saia, A., 2016) suggereert dat het beleid creatieve destructie kan faciliteren door de steun aan de ontslagen werknemers te vergroten. Werknemers wier werkgever failliet gaat, vinden gemakkelijker een nieuwe job naarmate de uitgaven voor een actief arbeidsmarktbeleid toenemen, gecompenseerd door een navenante daling van passieve maatregelen.
De afbouw van niet-rendabele bedrijven hoeft dan niet te eindigen in langdurige werkloosheid voor de getroffen werknemers. Het kan integendeel bijdragen tot een oplossing voor het tekort aan arbeidskrachten en de mismatch op de arbeidsmarkt.
Versterking van het actieve arbeidsmarktbeleid is dan ook een prioriteit voor 17 van de 37 OESO-landen, waaronder België, volgens het Going for Growth Rapport van de OESO. Het IMF herhaalt deze aanbeveling in het recente Artikel IV-Rapport voor België. Het gaat onder meer over levenslang leren, waarvan het IMF overigens aangeeft dat het in België niet alleen moet verhelpen aan de reeds lang gekende schaarste aan STEM-vaardigheden (science, technology, engineering, mathematics), maar ook aan de opkomende tekorten aan laaggeschoolde werknemers.
Het samengaan van flexibele arbeidsmarkten, een voldoende hoge mate van inkomensbescherming en een actief arbeidsmarktbeleid, geflankeerd door (levenslang) leren dat de inzetbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt bevordert, staat gekend als de gouden driehoek flexicurity. In het ‘Vijf Presidentenrapport over de Voltooiing van de EMU’ (2015) werd het concept nog gezien als een instrument om de convergentie in Europa te versterken. Het blijft een nuttige leidraad voor de post-corona-uitdagingen.
1 De ECB-analyse beschouwt een bedrijf als een zombiebedrijf, wanneer het gedurende twee opeenvolgende jaren voldoet aan elk van deze drie criteria: 1) een negatieve return op activa (verhouding van netto-inkomen tegenover totale activa), 2) een beperkte capaciteit om de schuldendienst te voldoen (een verhouding van minder dan 5% tussen winst vóór rentebetalingen, belastingen, waardeverminderingen en afschrijvingen enerzijds, en financiële schulden anderzijds en 3) negatieve netto-investeringen (jaarwijziging in de totale vaste activa).
2 Een recente NBER-paper (Archarya, V., e.a., 2020) legt ook het verband tussen zombiebedrijven en de te lage inflatie in Europese landen in de voorbije jaren.