Seizoenseffecten zijn geen basiseffecten…
en een illustratie daarvan aan de hand van de inflatie in de eurozone


Conjunctuuranalyse gebeurt in belangrijke mate aan de hand van tijdreeksen. Die bevatten echter niet alleen informatie over het conjunctuurverloop. Doorheen het jaar treden, bijvoorbeeld, ook veranderingen op die aan de wisselende seizoenen of min of meer vastliggende sociaaleconomische patronen moeten worden toegeschreven. Daarom wordt best gebruik gemaakt van reeksen die seizoensgezuiverd zijn. Jaar-op-jaarvergelijkingen zijn eventueel een alternatief om seizoenseffecten te omzeilen, maar geven geen scherp beeld over de meest recente dynamiek doordat ze vertekend kunnen zijn door basiseffecten. Deze laatsten hebben in 2024 een grote rol gespeeld in het verloop van de inflatie in de eurozone. Eurostat-cijfers over de inflatie zijn niet seizoensgezuiverd, waardoor ze een troebel, soms misleidend beeld kunnen geven van de echte, onderliggende inflatiedynamiek. Daarom wordt voor de analyse van de inflatie in de eurozone best gebruik gemaakt van de seizoensgezuiverde reeksen, die de Europese Centrale Bank (ECB) publiceert.
Conjunctuur- en tijdreeksanalyse
Economische analyse is heel vaak gebaseerd op tijdreeksen. Die geven met een vaste periodiciteit, bijvoorbeeld jaarlijks, per kwartaal, maandelijks of zelfs wekelijks, het verloop doorheen de tijd weer van een economische variabele, zoals het bruto binnenlands product, de werkloosheid of het algemeen prijspeil.
De analyse van tijdreeksen laat dus toe het verloop doorheen de tijd van de economie te bestuderen. Dat is vaak moeilijker dan het op het eerste gezicht mag lijken. De economie is immers voortdurend in beweging en die bewegingen kunnen het gevolg zijn van zowel toevallige als fundamentele, economische factoren.1 Trendmatige factoren, zoals demografie of technologie, zorgen voor relatief gematigde economische veranderingen die pas opvallen als ze over een langere periode worden beschouwd. Rond trendmatige veranderingen vertoont een economie doorgaans cyclische schommelingen. Dit zogenaamde conjunctuurverloop kan door allerlei factoren worden bepaald, zoals een vraagtekort, capaciteitsbeperkingen, wijzigingen in het economisch beleid of externe gebeurtenissen zoals een plotse forse verandering in de prijs van energie of andere grondstoffen of simpelweg een verlies aan vertrouwen.
De conjunctuuranalyse heeft als doel dit economisch verloop op de korte en middellange termijn in kaart te brengen. Ze levert zo belangrijke informatie voor investeringsbeslissingen van beleggers en bedrijven, en voor het economisch beleid. Er wordt geregeld en soms uitvoerig over gerapporteerd in de pers. Want niet zelden is ze ook het voorwerp van discussie doordat het conjunctuurbeeld niet altijd even scherp is. De tijdreeksen waarop de conjunctuuranalyse is gebaseerd, worden immers ook bepaald door bewegingen die niet noodzakelijk iets met de conjunctuur te maken hebben.
Zo zijn er doorheen het jaar schommelingen die op min of meer vaste tijdstippen en met een min of meer constante intensiteit periodiek terugkeren. Typische voorbeelden hebben te maken met de seizoenen. In de winter zijn er doorgaans meer weerverletdagen in de bouw waardoor de productie er lager uitvalt. Dat betekent evenwel niet dat de bouw elke winter door een recessie gaat. Ook sommige wettelijke regelingen of sociale tradities beïnvloeden met een min of meer vast terugkerend jaarlijks patroon het economisch verloop. Denk maar aan bedrijfssluitingen wegens jaarlijks verlof of wettelijke feestdagen.
Deze zogenaamde seizoensschommelingen kunnen statistisch gelukkig worden weggezuiverd en hoeven een scherp conjunctuurbeeld dus niet in de weg te staan. Andere factoren, zoals een uitzonderlijk strenge winter, natuurrampen, grote stakingen of eenmalige sociaaleconomische beleidsaanpassingen kennen daarentegen geen vast patroon en blijven ook na seizoenszuivering in de tijdreeksen. Zo bevatten dus ook seizoensgezuiverde tijdreeksen veranderingen die niet noodzakelijk met de conjunctuurbeweging te maken hebben, maar eerder toevallige volatiliteit op korte termijn weerspiegelen. Het zorgt voor ruis in het conjunctuurbeeld.
Seizoenszuivering versus jaar-op-jaarvergelijking
Conjunctuuranalyse maakt bij voorkeur gebruik van seizoensgezuiverde tijdreeksen. Resterende ruis kan dan nog worden uitgevlakt door te werken met een voortschrijdend driemaands gemiddelde van de reeks. Toevallige schommelingen van maand tot maand blijven daardoor enigszins buiten beschouwing en door de vergelijking van opeenvolgende periodes van drie maanden kom je allicht het dichts bij de echte polsslag van de economie.
Maar soms is een seizoensgezuiverde reeks niet beschikbaar. Dan wordt vaak gekeken naar de jaar-op-jaarverandering. Daarin wordt het cijfer van de laatst beschikbare periode vergeleken met dezelfde periode van een jaar eerder. De dynamiek van de beschouwde indicator wordt dan ingeschat op basis van zijn procentuele stijging of daling tegenover het voorgaande jaar.
Kleine tussentijdse schommelingen van maand tot maand, al dan niet seizoensgebonden, hebben in deze benadering, net als bij seizoenszuivering, geen al te doorslaggevende invloed. Althans vaak, maar niet altijd. En in vergelijking met de kortetermijndynamiek die via een seizoensgezuiverde reeks kan worden gemeten, geeft een jaar-op-jaarwijziging een veel minder precies beeld van de recente dynamiek. Het jaar-op-jaar veranderingspercentage kan immers zowel het resultaat zijn van een recente wijziging in dynamiek als van een wijziging een jaar geleden. Als, bijvoorbeeld, de beschouwde cijferreeks een jaar geleden een sterke daling (stijging) kende, dan zal het veranderingspercentage vandaag toenemen (afnemen), ook al is er aan de dynamiek in de recente maand niets veranderd. Dit zogenaamde basiseffect – de beïnvloeding van het veranderingspercentage door de (vergelijkings)basis en niet door de recente ontwikkeling – zorgt op het moment van de meting uiteraard voor een onnauwkeurige meting van de huidige economische polsslag. Die is immers vertekent door de polsslag van een jaar geleden.
Illustratie: energieprijsinflatie in de eurozone
De soms onwaarschijnlijk grote impact van volatiliteit op korte termijn op jaar-op-jaarwijzigingspercentages kan treffend worden geïllustreerd aan de hand van het verloop van de inflatie in de eurozone in 2024, meer bepaald aan de hand van de energieprijscomponent ervan. Inflatie wordt traditioneel gemeten aan de hand van de vergelijking van de prijsindex in de beschouwde maand met de prijsindex een jaar voordien, met andere woorden als een jaar-op-jaarvergelijking.
Figuur 1 toont het verloop van de energieprijscomponent in de geharmoniseerde consumptieprijsindex voor de eurozone in 2024, alsook het verloop in 2023, één jaar vooruitgeschoven. Dat laatste wil zeggen dat de maanden van 2023 naar de corresponderende maanden van 2024 werden doorgeschoven. De figuur illustreert het grillige verloop van de energieprijzen, vooral in 2023.

Per saldo zijn de energieprijzen in de loop van 2023 met bijna 7% gedaald: de index daalde van ruim 157 in december 2022 tot minder dan 147 in december 2023. Ook in 2024 schommelden de energieprijzen nog tamelijk sterk, maar minder dan in 2023 en per saldo bleven ze nagenoeg stabiel: in december 2024 bedroeg de index 147, ongeveer evenveel als een jaar voordien (146,9). Toch was de energieprijsinflatie, over gans 2024 beschouwd, gemiddeld fors negatief (ruim -2%), met schommelingen van -5% in januari tot +1,3% in juli naar opnieuw -6% in september en +0,1% in december, zoals geïllustreerd onderaan in figuur 1.
De figuur illustreert ook hoe de jaarwijzigingen in de loop van 2024 veel meer werden bepaald door de grote schommelingen in de vergelijkingsbasis – de index in 2023 – dan door de veranderingen in 2024 zelf. Zo weerspiegelden de fors negatieve jaar-op-jaarveranderingen van begin 2024 de sterke daling van de energieprijzen in de eerste jaarhelft van 2023, die de lichte stijging (tegenover de voorgaande maand) van de energieprijzen in januari en februari 2024 volledig neutraliseerde. De forse terugval van de energieprijsinflatie in augustus en september 2024 weerspiegelde in hoofdzaak de tijdelijke opstoot van de energieprijzen in de corresponderende maanden van 2023 en slechts in beperkte mate de daling (tegenover de voorgaande maand) van de energieprijzen in augustus en september 2024.
Inflatie heeft seizoenspatroon
Behalve energieprijzen kunnen ook voedingsprijzen soms erg volatiel zijn. Om de onderliggende inflatiedynamiek te achterhalen wordt daarom vaak naar de zogenaamde kerninflatie gekeken. Dat is de jaarstijging van de consumptieprijsindex, exclusief de energie- en voedingsprijzen. Die kent in principe een stabieler verloop.
Toch mag daarbij niet uit het oog worden verlopen dat de consumptieprijsindexen die Eurostat publiceert voor de eurozone, niet seizoensgezuiverd zijn, terwijl prijsaanpassingen wel degelijk een seizoenspatroon vertonen.2
Het seizoenspatroon van de kerninflatie voor de eurozone wordt in figuur 2 geïllustreerd aan de hand van de maand-op-maandveranderingen van de index in elke maand van het jaar gedurende de voorbije tien jaar. Zeker in de vijfjaarsperiode vóór het uitbreken van de pandemie – een periode van relatief stabiele, maar beneden de door de ECB beoogde 2% inflatie – waren de verschillen in prijsaanpassingen in de respectievelijke maanden over de jaren heen erg beperkt. Maar de prijsaanpassingen verschilden ieder jaar opnieuw wel sterk van maand tot maand, en dat in ongeveer dezelfde mate. Dat wijst op een seizoenspatroon. In januari, bijvoorbeeld, daalden de prijzen traditioneel, terwijl ze in maart fors stegen. Enkel in de maanden april tot en met juni verschilde de grootte van de prijsaanpassingen relatief sterker van jaar tot jaar. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat Pasen en andere feestdagen niet elk jaar in dezelfde maand vallen. Prijsaanpassingen voor pakketvakanties, bijvoorbeeld, vallen daardoor niet elk jaar in dezelfde maand.

Sinds de pandemie verschillen de maandelijkse prijsaanpassingen van jaar tot jaar meer dan voorheen. Dat is logisch gezien de talrijke schokken die de economie sindsdien heeft doorgemaakt. Aanvankelijk verhinderden de lockdowns dat er voor sommige goederen en diensten überhaupt prijzen tot stand konden komen. Dat zorgde voor een overwegend neerwaarts effect op de inflatie. De heropening van de economie ging gepaard met inhaalbewegingen inzake prijsaanpassingen, maar ook met grote verstoringen van de aanvoerketens, die eveneens het normale prijszettingspatroon doorkruisten. Dat had toen een overwegend opwaarts inflatie-effect als gevolg. Dat werd nog versterkt door de rechtstreekse doorsijpeling van hoge voedings- en energieprijzen in de kerninflatie. Het werd nadien bestendigd door de tweederondeëffecten ervan via loonaanpassingen. Die zorgen tot vandaag voor sterkere prijsstijgingen dan vóór de pandemie. Toch valt het ook op dat ondanks de grotere variatie in de maandelijkse prijsaanpassingen in de jaren sinds de pandemie, het seizoenspatroon van vóór de pandemie in belangrijke mate overeind is gebleven.
Het seizoenspatroon van de prijsaanpassingen impliceert dat de beoordeling van de inflatiedynamiek op korte termijn aan de hand van niet-seizoensgezuiverde maandcijfers gemakkelijk tot foute conclusies kan leiden. Een juiste inschatting van die inflatiedynamiek op korte termijn is voor een centrale bank met de realisatie van een inflatiedoelstelling als hoofdopdracht, zoals de ECB, nochtans essentieel.
Allicht niet toevallig publiceert de ECB daarom zelf seizoensgezuiverde reeksen van de geharmoniseerde consumptieprijsindex voor de eurozone. Die laten toe om via de geëigende techniek van het voortschrijdend driemaands gemiddelde de onderliggende inflatiedynamiek accurater in kaart te brengen, zoals figuur 3 illustreert.

De seizoensgezuiverde ECB-cijfers wijzen op een geleidelijke afkoeling van de dynamiek op korte termijn van de kerninflatie tot 1,8% op jaarbasis in januari 2025. De Eurostat-cijfers suggereren een veel forsere inflatiedaling, doch hoogst waarschijnlijk verkeerdelijk. Ze beschouwen immers de gebruikelijke jaarlijkse daling van de prijzen in januari ten opzichte van december volledig als een teken van afkoeling van de dynamiek, zonder erbij stil te staan dat de prijzen in februari en vooral maart, zoals elk jaar, heel waarschijnlijk weer zullen worden verhoogd. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal de zogezegde inflatiedynamiek volgens deze meting in de komende maanden weer stijgen, terwijl allicht eigenlijk in hoofdzaak seizoensfactoren aan het werk zullen zijn.
Zo geeft ook een vooruitblik op het te verwachten verloop van de inflatie als gevolg van te verwachten basiseffecten een misleidend beeld, wanneer geen rekening wordt gehouden met seizoensfactoren. Figuur 4 illustreert dat aan de hand van de te verwachten ontwikkeling van de kerninflatie in de eurozone, mochten er tussen februari 2025 en januari 2026 geen prijsaanpassingen gebeuren. Per definitie zou de kerninflatie dan in januari 2026 0% bedragen. Tussentijds wordt het inflatiecijfer enkel bepaald door de prijsveranderingen in de loop van 2024, die als vergelijkingsbasis dienen. De niet-seizoensgezuiverde Eurostat-cijfers tonen daarbij een inflatiepad dat ervan uitgaat dat er in 2025 geen seizoensmatige prijsaanpassingen zullen gebeuren. Ze laten dus al meteen een forse terugval in de maanden februari tot maart zien. Er mag evenwel met grote waarschijnlijkheid worden aangenomen dat er ook in 2025 seizoensgebonden prijsverhogingen zullen gebeuren in deze maanden. Daarom geeft de vooruitblik op basis van de seizoensgezuiverde ECB-reeks een beter beeld van de te verwachten basiseffecten. Seizoenseffecten zijn immers geen (echte) basiseffecten!

1 Voor een meer uitvoerige toelichting zie: OECD, Data and Metadata Reporting and Presentation Handbook, 2007.
2 De consumptieprijsindex die het US Bureau of Labor Statistics voor de VS publiceert, is wel seizoensgezuiverd.