EU-economie sluit kw2 af met nipte groei

Het buitenlands beleid van president Trump neemt iedereen in snelheid. Dat geldt zelfs voor de meest tijdige economische barometers: de PMI’s. Wat de geopolitieke escalatie in het Midden Oosten vooral betekent, is een zoveelste laag van onzekerheid, zowel voor de markten als voor bedrijven. Met het risico om meteen voorbijgestreefd te zijn, kijken we toch eens wat de juni-editie van die in normale omstandigheden belangrijke bedrijfsvertrouwensindicatoren te vertellen heeft.
En de boodschap was eigenlijk niet zo negatief, toch in de wetenschap dat de bevraging plaatsvond op het moment dat het Israëlisch-Iraans conflict escaleerde (12-19 juni). De Europese economie sloot het tweede kwartaal af met nipte groei. De overkoepelende indicator weerspiegelt met 50.2 (een evenaring van mei) niet bepaald economisch hoogconjunctuur maar onderliggend zien we enkele tekenen van wat hopelijk een uitbodeming is. Zo groeit de productie van de maakindustrie voor een vierde maand op rij en krimpen de orderboekjes voor het eerst in meer dan drie jaar (!) niet meer. Bedrijven kochten in juni opnieuw minder grondstoffen aan maar ook hier behoort het tempo van de daling tot de laagste van de afgelopen drie jaar. De sector snijdt wel nog steeds in het personeelsbestand en forser dan in mei. Dat is de reden waarom het hoofdcijfer (49.4) nog beneden het niveau bengelt dat groei van contractie onderscheid (50). De dienstensector herstelde van de eerste krimp in mei sinds november vorig jaar. Voorlopig is het wel niet meer dan stagnatie (50 van 49.7). De gestage tewerkstellingsgroei compenseerde een lichte terugval van het instromend werk. Die weerbare arbeidsmarkt in de grootste sector van de economie is een belangrijke troef. Dat personeelsbehoud heeft mogelijk te maken met relatief optimistische inschatting voor het komende jaar (hoogste in vier maanden). De verwerkende nijverheid ziet het met dank aan de defensie- en infrastructuurinspanningen en ondanks de handelsonzekerheid nog een pak beter zitten. Die zijn vooral in Duitsland van ongekende schaal. De sector (49 van 48.3) daar klimt dan ook traag maar gestaag uit het dal. Van de scherpe terugval in de dienstensector vorige maand blijft gelukkig niet veel meer over (49.4 van 47.1). De PMI-afnemers spreken van een omgeslagen bladzijde in de Duitse economie.
Op vlak van inflatie is er sprake van sectordivergentie. Blijvend hoge kostendruk in de dienstensector leidt tot hogere prijzen voor de eindconsument. Voor de industrie geldt exact het omgekeerde. Die laatste vaststelling komt wel met een belangrijke kanttekening want dat is vooral op conto van dalende energieprijzen. Dat is de laatste weken toch niet meer het geval. Voor de ECB is dat een goede reden om na 200 basispunten rentevermindering minstens voor even de zijlijn op te zoeken terwijl het economisch herstel, de fiscale initiatieven maar ook het handelsnarratief de komende maanden concretere vorm krijgen. In principe verstevigt hiermee de bodem onder de Europese rentes. We zien ruimte voor een gestaag herstel, al komt dit met de obligate disclaimer van de sporadische maar onvoorspelbare opstootjes van risico-aversie. De euro laat de PMI’s vandaag links liggen maar in een breder perspectief blijven we optimistisch over de eenheidsmunt.
Europese 2j.-swaprente bouwt aan voorzichtig herstel
