Economische Vooruitzichten december 2023
Lees de volledige publicatie hieronder of klik hier om de PDF te openen.
- Aangezien het conflict tussen Israël en Hamas (tot nu toe) binnen de Gazastrook blijft en het risico van een onmiddellijke grote escalatie van het conflict in een breed regionaal conflict is afgenomen, versoepelden de energiemarkten in november. De olieprijs daalde die maand met 7,7% tot 80,3 USD per vat. Tekenen van verdeeldheid in het OPEC-kartel en een hoog niet-OPEC+ aanbod zorgen ook voor neerwaartse druk op de prijzen. De gasprijzen daalden ook, met 8,3% tot 41 EUR per MWh, als gevolg van de aanhoudend hoge reserves.
- In de eurozone daalde de algemene inflatie in november van 2,9% naar 2,4%, doordat zowel de voedings- als de energie-inflatie afnam. De kerninflatie daalde van 4,2% naar 3,6%. Vooral de sterke afname van de diensteninflatie was bemoedigend. De goedereninflatie daalde eveneens aanzienlijk. De loonstijging blijft evenwel hoog. Toch verlagen we onze prognose voor 2024, gezien de breed gedragen daling van de inflatie, van 2,6% naar 2,4%, terwijl we onze inflatieprognose van 5,5% voor 2023 handhaven. We verwachten dat de onzekerheid over het verdere desinflatietraject aanzienlijk zal toenemen naarmate de basiseffecten afnemen en de inflatie gevoeliger maken voor nieuwe prijsschokken.
- In de VS daalde de inflatie van 3,2% naar 3,1%. De daling was vooral te danken aan lagere energieprijzen. De voedingsprijsinflatie nam ook af. De kerninflatie bleef onveranderd op 4,0%. Dat die niet afnam, was te wijten aan een versnelling van de inflatie van huisvesting en diensten. De goederenprijzen daarentegen daalden in november. De inflatieverwachtingen van consumenten koelden aanzienlijk af. We handhaven onze inflatieverwachting voor 2023 van 4,1%, maar verlagen onze prognose voor 2024 van 2,6% naar 2,5%.
- Lagere inflatiecijfers maken het steeds waarschijnlijker dat de renteverhogingscyclus ten einde is, zowel voor de ECB als voor de Fed. De lagere inflatie zou zelfs de eerste renteverlaging kunnen vervroegen. Wij verwachten de eerste renteverlagingen nu in juni voor de ECB en de Fed. We voorspellen dat de depositorente van de ECB en de Fed funds-rente zullen dalen tot respectievelijk 2,75% en 4,125% tegen eind 2024. We verwachten dat beide centrale banken hun beleid van kwantitatieve verkrapping zullen voortzetten, zelfs nadat de renteverlagingen zijn begonnen. De ECB kondigde aan dat vanaf midden 2024 de maandelijkse herbeleggingen van haar PEPP-portefeuille worden gehalveerd tot gemiddeld 7,5 miljard euro per maand. Vanaf 2025 worden ze volledig stopgezet.
- In de eurozone wordt de groei afgezwakt door de aanhoudende monetaire verkrapping, de slabakkende buitenlandse vraag en het verlies aan concurrentiekracht. De economie kromp vorig kwartaal door lagere voorraden, terwijl de consumptie bleef groeien. Zowel in Frankrijk als in Duitsland was het groeicijfer vorig kwartaal negatief. Het ondernemerssentiment stabiliseert zich op een laag niveau en het consumentenvertrouwen trekt weer wat aan. De arbeidsmarkt blijft echter sterk. Budgettaire verkrapping in Duitsland kan een extra rem zetten op de groei. We verwachten evenwel een geleidelijk groeiherstel vanaf de tweede helft van volgend jaar. We handhaven daarom onze groeiprognoses van 0,5% voor zowel 2023 als 2024.
- Het bbp van de VS groeide in het derde kwartaal met een indrukwekkende 1,3% kwartaal-op-kwartaal. Het is onwaarschijnlijk dat deze prestatie in het vierde kwartaal zal worden herhaald. De consumptie wordt getemperd door de hervatting van de aflossing van studieschulden, afnemende spaaroverschotten en aanhoudende monetaire verkrapping. Voorraden en residentiële investeringen zullen waarschijnlijk een negatieve bijdrage leveren aan de bbp-groei en de netto-uitvoer blijft stagneren. De arbeidsmarkt blijft echter veerkrachtig. Toekomstgerichte indicatoren, vooral de PMI's voor de dienstensector, geven aan dat de groei volgend jaar weliswaar onder het potentieel zal liggen, maar dat een (diepe) recessie waarschijnlijk zal worden afgewend. We houden onze groeiprognose van 2,4% voor 2023 ongewijzigd, maar verhogen die voor 2024 van 1,0% naar 1,2%.
- Voor China handhaven we onze bbp-groeiprognose van 5,1% voor 2023 en 4,1% voor 2024. Enkele recente activiteits- en sentimentsindicatoren suggereren dat een positieve verrassing voor de bbp-groei in het vierde kwartaal de groei in 2023 wel eens hoger zou kunnen doen uitvallen, maar er blijven belangrijke hindernissen (vastgoedmarkt, schulden van lokale overheden, consumentenvertrouwen, enzovoort). We blijven daarom uitgaan van een Chinese groei iets beneden de potentiële groei, tenzij er nieuwe belangrijke beleidsinitiatieven worden aangekondigd.
De wereldeconomie verzwakt terwijl de inflatiedruk afneemt
De wereldeconomie vertoont belangrijke tekenen van verzwakking. Dit is het duidelijkst in de VS, waar de indrukwekkende groei van 1,3% in het derde kwartaal waarschijnlijk niet zal worden herhaald in het vierde kwartaal. De hervatting van de aflossing van studieschulden, in combinatie met krappe monetaire voorwaarden en afnemende spaaroverschotten, zal een rem zetten op de consumptie. In China vertoont de vastgoedmarkt steeds meer tekenen van onrust, wat op het consumentenvertrouwen weegt en de economische groei drukt. Ondertussen blijft de Europese groei traag en stabiliseren de vertrouwensindicatoren zich op een relatief laag niveau, wat wijst op aanhoudende stagnatie op de korte termijn.
Het goede nieuws is echter dat de inflatie vooral in de eurozone afneemt (hoewel basiseffecten volgende maand waarschijnlijk voor een tijdelijke opleving zullen zorgen en de onzekerheid over de inflatie zal toenemen). Hierdoor kunnen centrale banken de renteverhogingscyclus stoppen en eerder dan verwacht beginnen met het versoepelen van de monetaire voorwaarden. Naarmate de economie zich hieraan aanpast, verwachten we een geleidelijk wereldwijd herstel vanaf de tweede helft van 2024.
Energieprijzen ontspannen in november
De energiemarkten werden in oktober opgeschrikt door de uitbarsting van het conflict tussen Israël en Hamas. Hoewel Israël geen olie en slechts een beperkte hoeveelheid gas produceert, zou een breder conflict in de regio verstoringen in de Straat van Hormuz kunnen veroorzaken en de aanvoer kritisch kunnen belemmeren. Dat risico nam in november af toen Iraanse en Hezbollah-leiders duidelijke signalen gaven dat ze het conflict niet wilden laten escaleren. Toch laten recente aanvallen van de Jemenitische Houthi's op commerciële schepen zien dat een breder conflict nog niet helemaal van de baan is.
De olieprijs daalde evenwel in november met 7,7% tot 80,3 USD per vat. De aankondiging van OPEC+ om vrijwillig ongeveer 2,2 miljoen vaten per dag te reduceren voor het eerste kwartaal van volgend jaar, deed weinig om deze neerwaartse trend te keren. Integendeel, gezien de vrijwillige aard van de productieverminderingen, wordt betwijfeld of de landen die zich hiertoe verbonden hadden de verminderingen ook daadwerkelijk zullen uitvoeren. Bovendien werden de verlagingen aangekondigd door slechts 8 van de 23 OPEC+ lidstaten. Veel kleinere leden zijn dus niet gebonden aan aanbodbeperkingen en zouden hun productie kunnen verhogen. Intussen is het olieaanbod van niet-OPEC-leden zoals de VS, Brazilië en Guyana snel gestegen.
Ook de gasprijzen daalden in november met 8,3% tot 41 EUR per MWh. Hoewel het koudere winterweer het gasverbruik de afgelopen weken heeft opgedreven en de gasreserves als gevolg daarvan behoorlijk zijn gedaald, blijven de reserves veel hoger dan hun historische gemiddelden (zie figuur 1). Hierdoor zal Europa deze winter grote gasonderbrekingen kunnen vermijden.
Ook de wereldwijde voedingsprijzen zetten hun neerwaartse trend in november voort en daalden met 0,5% maand-op-maand en 10,9% jaar-op-jaar. Een succesvolle tarweoogst in de VS en een sterke suikeroogst in Brazilië duwen het aanbod omhoog, terwijl de vraag onder druk staat (vooral voor vlees) (zie figuur 2).
Inflatie eurogebied daalt verder
De inflatie is in de eurozone opnieuw gedaald en wel forser dan verwacht. Volgens de flashraming van Eurostat bedroeg ze in november 2,4%, een half procentpunt minder dan in oktober. De jaarstijging van alle grote componenten – energie, voeding en kerngoederen en -diensten – nam af. Seizoengezuiverde cijfers van de ECB suggereren dat de kortetermijndynamiek van de kerninflatie zelfs al tot de doelstelling van de ECB zou zijn afgenomen De jaarstijging van het driemaands voortschrijdend gemiddelde tegenover de voorgaande driemaandsperiode bedroeg in november (op jaarbasis) immers 2%. Het is evenwel te vroeg om uit dit ene cijfer al meteen te concluderen dat de doelstelling in deze cyclus definitief is bereikt. Wel is duidelijk dat de kerninflatie afkoelt, zelfs sterk wat de goedereninflatie betreft en, zoals verwacht, geleidelijker voor de diensteninflatie. Die laatste blijft immers gevoed worden door aantrekkende loonkostenstijgingen, al tonen de cijfers over het derde kwartaal dat die deels ’geabsorbeerd’ worden door zwakkere stijgingen van de winst per producteenheid (zie figuur 3). Ondertussen zorgen meevallende energieprijzen voor een lager dan verwachte energieprijsinflatie, en koelt ook de voedingsprijsinflatie af. Al blijft deze met 6,9% nog altijd behoorlijk hoog. We verwachten dat de desinflatie aan kracht zal inboeten naarmate de basiseffecten afnemen en de inflatie gevoeliger wordt voor nieuwe inflatieschokken.
We hebben onze verwachtingen voor de afkoeling van de toekomstige inflatiedynamiek voorlopig ongewijzigd gelaten. Door de lager dan verwachte inflatiecijfers daalt de gemiddelde inflatieverwachting voor 2024 echter van 2,6% naar 2,4%.
Inflatie VS daalt lichtjes in november
De inflatie in de VS daalde van 3,2% in oktober naar 3,1% in november. De daling werd voornamelijk veroorzaakt door de energieprijzen, die met 2,3% daalden, terwijl de voedingsprijzen met slechts 0,2% stegen. De kerninflatie bleef onveranderd ten opzichte van vorige maand, op 4,0%. Op maandbasis steeg de kerninflatie in november met 0,3%.
De maand-op-maandstijging werd voornamelijk veroorzaakt door de kerndiensten, waarvan de prijzen in november met 0,5% stegen tegenover de vorige maand. Binnen de kerndiensten versnelde de huisvestinginflatie opnieuw met een stijging van 0,4% op maandbasis en 6,5% op jaarbasis. Deze versnelling zou evenwel tijdelijk kunnen zijn, aangezien de markthuren volgens Zillow (een leidende indicator van de huisvestinginflatie) met slechts zo’n 3% jaar-op-jaar stegen.
De prijzen van diensten exclusief energiediensten en huisvesting stegen ook met 0,5% maand-op-maand, een zorgwekkende versnelling. De prijzen in de dienstensector worden vooral gedreven door de lonen, die met 0,35% stegen. De stijgende lonen kunnen echter worden gecompenseerd door een stijgende productiviteit. Het cijfer inzake productiviteitsgroei voor Q3 werd opwaarts herzien tot 2,5% jaar-op-jaar. De arbeidskosten per eenheid product werden bijgevolg neerwaarts herzien en stegen in het derde kwartaal van 2023 met slechts 1,5% jaar-op-jaar. Bovendien verwachten we dat de prijsdynamiek van bepaalde dienstencomponenten, zoals de prijsinflatie van autoverzekeringen, de komende maanden zal matigen, gezien de vertraging van de autoprijsinflatie in de voorgaande maanden.
In tegenstelling tot de diensten daalden de prijzen van goederen in november met 0,3%. Die daling vond plaats ondanks een prijsstijging van 1,6% voor de volatiele component tweedehandswagens en -vrachtwagens. De stijging is wellicht tijdelijk, aangezien voorlopende indicatoren wijzen op lagere prijzen voor tweedehandswagens en -vrachtwagens in de komende maanden (zie figuur 4). Exclusief tweedehandswagens en -vrachtwagens daalden de prijzen van kerngoederen in november met 0,6%, dit als gevolg van aangehouden verbeteringen in de toeleveringsketens.
Omdat de inflatiecijfers van november in grote lijnen overeenkwamen met onze verwachtingen, handhaven we onze inflatieverwachting voor 2023 van 4,1%. Volgens de Michigan Survey zijn de inflatieverwachtingen voor het komende jaar gedaald van 4,5% in oktober naar 3,1% in november. De inflatieverwachtingen op een horizon van 5 jaar daalden van 3,2% naar 2,8%. In lijn daarmee verlagen we onze prognose voor 2024 van 2,6% naar 2,5%.
Soepeler monetair beleid verwacht in 2024
De jongste macro-economische cijfers voor de eurozone en de VS wijzen op een gunstiger inflatietraject in een omgeving van verzwakkende economische groei op korte termijn. Daarom verwachten we dat zowel de Fed als de ECB hun renteverlagingscyclus in het tweede kwartaal van 2024 zullen starten. Voor de ECB is dat iets vroeger dan wat we tot nu toe hadden voorzien. Dat betekent dat er voor de ECB in 2024 één extra renteverlaging bijkomt. Na haar beleidsvergadering van 14 december gaf de ECB immers aan dat het dempend effect op de inflatie van de doorgevoerde monetaire verkrappingen meer en meer zichtbaar wordt en dat de inflatie in 2025 zal dalen tot in de buurt van de inflatiedoelstelling van 2% in 2025.
Concreet houden we nu rekening met een eerste renteverlaging door de ECB in juni 2024, gevolgd door een versoepelingscyclus in stappen van 25 basispunten. Dit brengt de depositorente van de ECB van de huidige 4% naar 2.75% tegen het einde van 2024.
In het licht van de afzwakkende groeidynamiek in de VS in het vierde kwartaal van 2023 en waarschijnlijk ook in het eerste kwartaal van 2024, verwachten wij dat ook de Fed haar versoepelingscyclus in het tweede kwartaal zal starten. Die verwachting werd versterkt door de beleidsvergadering van de Fed van 13 december. Onze verwachting ligt tussen de marktverwachting (zes verwachte renteverlagingen in 2024), en die van de Fed zelf (drie).
De rentes op Amerikaanse en Duitse tienjaarobligaties zijn de afgelopen maand fors gedaald tot respectievelijk circa 3,9% en 2%. We beschouwen dat voor een deel als een tijdelijke marktoverdrijving. Vermits we ervan uitgaan dat de marktverwachtingen iets te voortvarend zijn, verwachten we als reactie een matige opwaartse correctie van de tienjaarse obligatierentes (zowel die van de VS als ook de Duitse) tegen het einde van het eerste kwartaal van 2024. Na die correctie zal de neerwaartse trend van de obligatierentes hervatten.
Als gevolg daarvan zal de helling van de Amerikaanse rentecurve (10-jaars obligatierente ten opzichte van de beleidsrente) naar verwachting verschuiven van de huidige inverse curve naar een min of meer vlakke curve tegen het einde van 2024. Gegeven de sterkere initiële inversie zal de Duitse rentecurve eind 2024 evenwel nog altijd invers zijn en wellicht pas daarna afvlakken.
Het einde van de renteverhogingscyclus van de Fed en het vooruitzicht van het begin van de versoepelingscyclus zorgden ervoor dat de Amerikaanse dollar verzwakte tot circa 1,09 USD per EUR. Verwacht wordt dat de munt de rest van dit jaar rond het huidige niveau zal blijven, voordat hij in het eerste en tweede kwartaal van 2024 licht verder zal verzwakken door de afzwakkende Amerikaanse groei en de eerste renteverlaging door de Fed in het tweede kwartaal. Daarna zal de Amerikaanse dollar naar verwachting zijn geleidelijke depreciatie voortzetten tot 1,15 USD per EUR tegen eind 2024, gedreven door zijn fundamentele overwaardering.
De spreads op 10-jaarse overheidsobligaties binnen de eurozone bleven de afgelopen maand grotendeels ongewijzigd, waarbij de Italiaanse spread zelfs licht daalde. Dit bevestigt onze eerdere inschatting dat de stagnerende groei en de daarmee samenhangende uitdagingen voor de overheidsfinanciën werden gecompenseerd door de geloofwaardigheid van het ‘Transmission Protection Instrument’ van de ECB. Als gevolg hiervan bevestigen we onze prognoses voor de spreadniveaus doorheen 2024, inclusief het licht opwaartse pad ernaartoe tegen het einde van het eerste kwartaal van 2024.
Tot nog toe droegen ook de flexibele en van de flexibele herinvesteringen van het PEPP van de ECB bij tot matige spreads tussen EMU-overheden. Op 14 december kondigde de ECB echter aan dat ze in de loop van 2024 een verdere stap naar een normalisatie van haar balansomvang zal zetten. De activa op vervaldag uit haar PEPP-portefeuille zullen vanaf de tweede jaarhelft van 2024 niet meer volledig worden herbelegd. Er zal dan een netto-afbouw van de portefeuille komen ten belope van gemiddeld 7,5 miljard EUR per maand. Vanaf begin 2025 zullen de herbeleggingen volledig worden stopgezet.
Meer algemeen verwachten we dat zowel de Fed als de ECB hun kwantitatieve verkrapping in 2024 zullen voortzetten, zelfs na het begin van hun renteverlagingscycli.
Stagnatie in de eurozone
De meest recente Eurostat-cijfers bevestigen dat het reële bbp van de eurozone in het derde kwartaal van 2023 met 0,1% is afgenomen tegenover het voorgaande kwartaal. De krimp volgde op een zeer bescheiden groei van 0,1% in de twee voorgaande kwartalen. In vergelijking met een jaar eerder lag het reële bbp op hetzelfde niveau.
Voorraadafbouw was de belangrijkste oorzaak van de lichte krimp (zie figuur 5). De consumptie van de gezinnen en de overheid namen met 0,3% toe tegenover het voorgaande kwartaal en leverden een kleine positieve groeibijdrage van respectievelijk 0,2 en 0,1 procentpunt. De brutokapitaalvorming stagneerde en de uitvoer viel met 1,1% terug. Doordat de krimp van de invoer nog net iets groter was (-1,2%) bleef de impact van de netto-uitvoer op de groei beperkt.
De lichte krimp van de Duitse economie (-0,1%) werd eveneens bevestigd, maar in tegenstelling tot de eerdere ramingen voor de Franse economie is er ook daar sprake van een lichte krimp (-0,1%) in plaats van de eerder vooropgestelde lichte groei (+0,1%). In Nederland was de economische terugval iets groter (-0,2%), terwijl de economieën van de grote Zuid-Europese landen positieve groeicijfers lieten optekenen. Al bleven die met 0,1% in Italië en 0,3% in Spanje bescheidener dan in België (0,4%). Zuid-Europa maakte vooral het verschil met een sterkere toename van de gezinsconsumptie.
Ondertussen geven de indicatoren over het ondernemersvertrouwen een gemengd beeld, zonder evenwel grote bewegingen te maken. Al bij al suggereren zij een uitbodeming van een zwak vertrouwen. Bemoedigend daarbij is dat de Ifo-indicator over het vertrouwen van de ondernemers in Duitsland blijk geeft van een lichte beterschap – weliswaar eveneens vanop lage niveaus – ook inzake de toekomstverwachtingen. In de halfjaarlijkse investeringsenquête gaven de bedrijfsleiders in de eurozone te kennen dat ze van plan zijn hun investeringen verder te laten toenemen, weliswaar tegen een trager groeitempo dan in de voorbije drie jaar. Deze enquête wijst erop dat de investeringen vermoedelijk sterker zullen blijven dan eerder kon worden gevreesd op basis van de terugval van de vraag naar investeringskredieten bij de banken, zoals opgetekend in de ‘Bank Lending Survey’ van de ECB. De over het algemeen voldoende sterke financiële buffers van de bedrijven kunnen de uiteenlopende boodschap van beide enquêtes verklaren: bedrijven kunnen investeringen ook met eigen financiële middelen financieren.
Ondanks de lichte krimp van het reële bbp in de eurozone nam het aantal werkenden in het derde kwartaal van 2023 met 0,2% toe tegenover het tweede kwartaal. Het aantal gewerkte uren nam in lijn met de bbp-krimp evenwel met 0,1% af. Dat zou de voorkeur van werknemers om minder uren te werken kunnen weerspiegelen. De uiteenlopende ontwikkeling kan evenwel ook wijzen op enige verzwakking van de arbeidsmarkt, terwijl bedrijven tegen de achtergrond van de structurele krapte blijven aarzelen om helemaal afscheid te nemen van medewerkers. Tegelijkertijd stabiliseerde de jaarstijging van het gemiddelde uurloon in het derde kwartaal op 5,2%, meer dus dan de inflatie aan het einde van het derde kwartaal. Met de verdere inflatieafkoeling tot 2,4% betekent dit dat er nu volop sprake is van reële loonstijgingen in de eurozone. Tegen die achtergrond is aan de daling van het consumentenvertrouwen sinds augustus jongstleden in november een einde gekomen.
Samengevat liggen de recente economische indicatoren in de lijn van onze verwachtingen dat de periode van economische stagnatie, die de eurozone sinds midden 2022 doormaakt, nog zal voortduren tot het eerste kwartaal van 2024. We hebben onze vooruitzichten van een jaargemiddelde groei van het reële bbp van 0,5% in zowel 2023 als 2024 dan ook gehandhaafd. De groei van de Duitse economie hebben we voor 2024 lichtjes verlaagd van 0,3% tot 0,2% wegens de politieke malaise over het begrotingsbeleid, nadat het Grondwettelijke Hof de “creatieve” toepassing van de begrotingsregels door de regering midden november ongrondwettelijk heeft verklaard. De licht neerwaartse bijstelling van het groeicijfer voor de Franse economie met 0,1 procentpunt tot 0,8% voor 2023 en tot 0,7% voor 2024 is het gevolg van de neerwaartse aanpassing van de groei in het derde kwartaal van 2023. Op de langere termijn verwachten we een geleidelijk herstel van de Europese economie vanaf de tweede helft van 2024.
Indrukwekkende groei VS in Q3 zal niet worden herhaald in Q4
De bbp-groei van het derde kwartaal in de VS werd opwaarts herzien van 1,2% naar 1,3% kwartaal-op-kwartaal, een zeer sterke prestatie. De niet-residentiële investeringen en de overheidsbestedingen werden opwaarts herzien, terwijl de consumentenbestedingen licht neerwaarts werden bijgesteld. Desondanks bleef de consumptie de belangrijkste groeimotor, die bijna de helft van de bbp-groei in het afgelopen kwartaal voor haar rekening nam.
Voor het vierde kwartaal ziet het er waarschijnlijk anders uit. De hervatting van de aflossing van studieschulden, in combinatie met krappe monetaire voorwaarden en afnemende spaaroverschotten, zorgt dit kwartaal voor neerwaartse druk op de consumptie. In oktober stegen de persoonlijke consumptieve bestedingen met 0,2%. Dat blijft een behoorlijk cijfer (en is hoger dan we hadden verwacht), maar is wel veel zwakker dan de 0,7%-groei van de persoonlijke consumptieve bestedingen in september.
Afgezien van de consumptie zal ook de hoge voorraadgroei van het derde kwartaal waarschijnlijk niet worden herhaald in het vierde kwartaal. Mogelijks komt er zelfs een negatieve groeibijdrage van de voorraden. Ook de niet-residentiële investeringen kunnen een negatieve bijdrage leveren tot de bbp-groei in het vierde kwartaal, aangezien de verkoop van nieuwe woningen in oktober met 5,5% daalde. Ook de netto-uitvoer lijkt voorlopig te stagneren.
Het meest veerkrachtige deel van de Amerikaanse economie blijft de arbeidsmarkt. In november kwamen er 199.000 banen bij, terwijl de werkloosheidsgraad weer daalde van 3,9% naar 3,7% en de participatiegraad steeg van 62,7% naar 62,8%. Het gemiddeld aantal gewerkte uren per week steeg van 34,3 naar 34,4. We moeten hier wel enkele kanttekeningen bij plaatsen. Een deel van de sterke banengroei was te danken aan terugkerende stakers (naar schatting 40.000). Bovendien was het grootste deel van de banengroei te vinden in niet-cyclische sectoren, zoals de gezondheidszorg en de overheid. Dat neemt niet weg dat de banengroei indrukwekkend blijft zo laat in de cyclus.
Vooruitblikkend op 2024 zien we ook enkele bemoedigende tekenen in de laatste PMI-cijfers. Hoewel die voor de verwerkende nijverheid licht verslechterden, lieten ze een duidelijke verbetering zien voor de dienstensector (zie figuur 6). Die laatste heeft veel meer gewicht in de Amerikaanse economie. Dit suggereert dat, hoewel de groei volgend jaar waarschijnlijk ver onder de potentiële zal uitkomen, een (diepe) recessie waarschijnlijk zal worden afgewend. Gezien deze verbetering handhaven we onze groeiprognose van 2,4% voor 2023, maar verhogen we onze prognose voor 2024 van 1,0% naar 1,2%.
Chinese economie lijkt 5%-groeidoelstelling te zullen overtreffen
In China suggereren enkele voorzichtige positieve indicatoren dat het Q4-groeicijfer wel eens opwaarts zou kunnen verrassen, waardoor de reële bbp-groei voor heel 2023 boven de 5,1% zou uitkomen die we nu voorzien. De uitvoergroei werd in november voor het eerst in zeven maanden positief (0,5% jaar-op-jaar), terwijl de PMI's voor de dienstensector en de verwerkende nijverheid beide verbeterden in november (naar 51,5 en 50,7). De kredietgroei (Total Social Financing) verbeterde ook voor de vierde maand op rij, maar blijft met 9,6% jaar-op-jaar nog altijd relatief gematigd. De opleving van de kredietgroei wordt voornamelijk ondersteund door de uitgifte van (lokale) overheidsobligaties, waarmee de autoriteiten de slabakkende economie hopen te stimuleren.
De bezorgdheid over de vastgoedsector blijft echter nog altijd groot, met toenemende overlooprisico's voor de financiële sector en lokale overheden. Meer overheidssteun is waarschijnlijk nodig (en mogelijk al onderweg) om het beleggers- en consumentenvertrouwen te verbeteren. Om die redenen handhaven we onze groeiprognose voor 2024 van slechts 4,1% totdat er meer duidelijkheid komt over het beleid of totdat er tekenen zijn van een duurzamere opleving van de economische activiteit.
Alle historische koersen/prijzen, statistieken en grafieken zijn up-to-date, tot en met 11 december 2023, tenzij anders vermeld. De verstrekte posities en prognoses zijn die van 11 december 2023.