Europese PMI’s verbazen ogenschijnlijk vriend en vijand
Marktreactie suggereert pessimistische interpretatie van salomonsoordeel

De Duitse 10-jaarsrente en EUR/USD bereikten eerder deze week cruciale steunniveaus. Concreet gaat het om de -0.44%/-0.41%-zone en 1.0776. Vrees dat het herstel in de zwakke Europese economie door de gevolgen van het coronavirus nog langer zou uitblijven was de metaforische molensteen. De inzet van de maandelijkse PMI-bedrijfsvertrouwensindicatoren voor de maand februari was duidelijk: de dood of de gladiolen.
De PMI-enquêtes bij aankoopdirecteurs zijn de meest tijdige vinger aan de pols van de Europese enquêtes. Ze velden vandaag een salomonsoordeel voor de markten. Die hadden vooral oog voor de gevolgen in de exportgerichte Duitse economie. De cruciale PMI voor de verwerkende nijverheid veerde onverwacht op van 45.3 tot 47.8 (tov 44.8 verwacht). Hij bereikt daarmee het hoogste niveau sinds januari vorig jaar. Let wel: niveaus beneden 50 duiden nog steeds op contractie binnen de sector. De stijging van de PMI was enerzijds te schrijven aan minder negatieve lezingen voor nieuwe (export) orders en tewerkstelling. Anderzijds was een stijging van de component ‘wachttijd bij leveranciers’ goed voor minstens de helft van de PMI-toename. In economisch voortvarende tijden is heeft dat betrekking op een verstoorde productieketting omdat leveranciers de vraag niet kunnen bijhouden. Vandaag heeft de stijging een wrangere smaak. Ze heeft te maken met verstoorde productiekettingen door het Chinese coronavirus (quarantaines, fabrieken gesloten,…). De PMI voor de Duitse dienstensector daalde meer dan verwacht, van 54.2 tot 53.3 (vs 53.8 verwacht). De spreidstand tussen binnenlandse groei en zwakte in de export verwerkende nijverheid blijft dus bestaan.
In Frankrijk kregen we een verschillend beeld te zien. De PMI voor de maakindustrie daalde opnieuw in contractiegebied (49.7 van 51.1), terwijl de PMI voor de dienstensector steeg van 51.1 tot 51.9. Het sub-50 niveau in de verwerkende nijverheid was het eerste in vijf maanden tijd. Zwakte in de auto-industrie, de problemen bij Boeing en opnieuw het coronavirus waren verantwoordelijk voor een terugval in activiteit en nieuwe bestellingen.
De combinatie van beiden zorgde voor een dubbele positieve verrassing op niveau van de euro zone. De PMI voor de verwerkende nijverheid steeg van 47.9 tot 49.1, het hoogste niveau sinds maart. De PMI voor de dienstensector nam toe van 52.5 tot 52.8. De samengestelde, allesomvattende indicator bevindt zich nu op 51.6, tov 51.3 in januari. Beide lezingen suggereren op dit ogenblik een groeiritme van 0.2% kw/kw in de eurozone. IHS Markit, verantwoordelijk voor de PMI’s, besteedde nog extra aandacht aan de (negatieve) impact van corona op toerisme en (handels)reizen. Bovendien zijn de exacte gevolgen van het virus nog niet duidelijk en dreigen ze de PMI’s in maart opnieuw kopje onder te duwen.
Markten reageerden initieel volgens pavlovreactie – sterkere euro en hogere rente – omwille van de positieve verrassingen in de hoofdcijfers. Wie de details erop naslaat is minder euforisch gestemd. De hamvraag luidt of de euro (1.0820) en Europese rentes (amper +1 bp) hun beperkte winsten vandaag zullen kunnen handhaven. We vrezen dat de pessimisten het zullen halen van de optimisten.
EUR/USD: sterkere PMI's kunnen onvoldoende overtuigen
