Amerikaanse rentecurve inverteert voort
Na 30j-20j, nu ook 10j-7j
De inversie van een rentecurve gaat altijd gepaard met wat poeha. Het fenomeen vindt typisch plaats wanneer een centrale bank overschakelt van een soepel naar een strakker monetair beleid door het verhogen van de beleidsrente. De kortetermijnrentes stijgen in anticipatie daardoor sneller dan die op de langere looptijden. De markt gaat uit van een afkoelende groei/recessie op langere termijn omwille van de minder gunstige monetaire randvoorwaarden. De twee meest gevolgde graadmeters zijn het verschil tussen de 30j.- de 5j.-rente of de 10j.- en de 2j.-rente. Een inversie was in het verleden meer wel dan niet een (soms lange) voorbode voor een economische recessie. Dat is voorlopig nog niet aan de orde: het renteverschil tussen beide bedraagt respectievelijk 37 en 42 bpn. Voor die eerste is dat wel het kleinste verschil sinds 2018.
Op andere segmenten van de Amerikaanse rentecurve vond er ondertussen wél al een inversie plaats. Zo noteert de 20 jaar al sinds oktober 2021 hoger dan de dertigjarige variant. Gegeven de erg lange looptijden van beide zegt dat misschien niet zo veel. Dat de 7j. sinds kort boven de 10j. uitstijgt is in dit verband interessanter. Het gebeurde een eerste keer vorige week donderdag maar werd de dag nadien teniet gedaan. Sinds gisteren (en vanmorgen) is het echter opnieuw het geval. Op de extreem volatiele periode in maart 2020 na, gebeurde dit een laatste keer tijdens de financiële crisis. Het verdere verloop hangt af van twee zaken die voorlopig moeilijk te voorspellen zijn: anticipatie op nog meer dan de ruwweg 8 renteverhogingen die de markt momenteel verdisconteert en de afbouw van de balans. Omtrent dit laatste bestaat voorlopig nog weinig duidelijkheid. De Fed zal kort na de eerste renteverhoging de balans op een natuurlijke wijze inkrimpen door vervallen obligaties niet te vervangen. Maar hoe snel schakelt ze over tot een actieve verkoop? En aan welk tempo? Bovendien verkortte de gemiddelde looptijd van de Fed-portefeuille drastisch: van meer dan 10 jaar in 2013 tot iets meer dan 7 jaar momenteel. Maar hier heeft de centrale bank uiteraard behoorlijk wat bewegingsvrijheid: ze kan er bv. voor opteren om relatief meer langlopend (> 10j.) papier van de hand te doen.