Groeipaniek (even?) on hold.
Voorlopig meer vragen dan antwoorden.
De nieuwe opstoot van groeitwijfel die sinds midden vorige week de markten teisterde, geraakte dinsdag in de Amerikaanse sessie uitgeput. In dit soort ‘stop-loss’ herpositioneringen is de vraag hoeveel (slecht) nieuws nu eigenlijk al is verdisconteerd meestal van secondair belang. Veel partijen moeten (onverwachte) verliezen beperken, ongeacht of dit strookt met een onderliggende economische visie.
Toch kan je niet voorbij aan de vraag welk scenario vooral de rentemarkten voor ogen hadden. De lange rentes in Europa en de VS doken terug tot de laagste niveaus sinds februari. Door QE is het referentiekader voor wat ‘gepaste’ lange rentes zijn, grondig veranderd. Toch blijft de vraag: wat ‘betekent’ het wanneer investeerders zich tevredenstellen met een Amerikaanse en Duitse 10-j rente respectievelijk 1.15% of -0.44%? Het signaal vanuit de reële rentes doet nog meer vragen oprijzen (respectievelijk -1.10% VS; -1.8% Duitsland!!). Het absolute niveau is één factor. Het feit dat die reële rente op dit punt in de economische cyclus terugvalt tot (of zelfs beneden) de niveaus van de topdagen van de crisis, blijft een teken van diepgewortelde onzekerheid.
De aangevoerde verklaringen voor die twijfel zijn veelvoudig maar vaak ook hypothetisch. Wat is de potentiële impact van nieuwe coronavarianten op het economisch potentieel op korte, maar ook op iets langere termijn? Ligt de cyclische groeipiek nu al achter ons? Wat kan (bijkomende) fiscale en monetaire stimulus nog doen? Die laatste wil, ter ondersteuning van de groei, de inflatie en -verwachtingen optillen. Zeker op korte termijn lijkt dat te lukken. Maar nu we zo ver zijn, hoe blij moet dit ons maken? Zijn hogere grondstoffenprijzen en stijgende prijzen voor goederen omwille van aanbodbeperkingen misschien deels ook een hypotheek op, eerder dan een steun voor de groei? Gaat dat bijdragen tot hogere tewerkstelling en hogere lonen? Daar was het toch allemaal om te doen. En als dit niet zo duidelijk meer is, wat moeten de centrale banken dan doen? Zich houden aan de verhaallijn dat een tijdelijk hogere inflatie uiteindelijk wel helpt of de aanpak misschien toch maar iets bijsturen? In dit verband rijst ook de vraag hoe blij de centrale banken nog kunnen zijn met de fors vlakkere rentecurves en de absoluut lage rentes. Lage rentes en soepele monetaire condities kunnen de groei ondersteunen, maar wat als die het resultaat zijn van toenemende groeitwijfel? De ECB (straks) en de Fed (volgende week) krijgen een kans om hun licht te laten schijnen over de recente ontwikkelingen. Het zou ons verbazen dat zij een pasklare en voor de markt aanvaardbare oplossing hebben. De weg naar vertrouwensherstel wordt lang en mogelijk hobbelig.
Als voornaamste barometer houden we vooral de rentegrafieken in het oog. Een herstel van de Amerikaanse 10-j rente boven 1.42%/45% en van de Duitse 10-j rente boven -0.30% kan een indicatie zijn dat de groeipaniek wegebt. Ook hier een ‘maar’. Het mag waarschijnlijk weer niet te snel gaan om het evenwicht op bijvoorbeeld de beurzen en voor andere risico-activa niet te verstoren. De lat voor de nieuwe communicatiestrategie van de centrale banken (ECB en Fed) ligt hoog.