Van economische zelfmoord naar gecoördineerd succes
Einde aan Airbus-Boeing geschil is in de maak
De VS en EU zijn bereid om na 17 jaar de strijdbijl te begraven in het geschil tussen Airbus en Boeing. Beide partijen waren in een opbod van tariefverhogingen terecht geraakt met de goedkeuring van de Wereldhandelsorganisatie. Ongeoorloofde subsidiëring ten nadele van de Europese/Amerikaanse belangen klonk het argument jarenlang langs beide kanten. Het WHO ging telkens akkoord. Het laatste rondje tariefverhogingen dateert van 2019 ($7.5 miljard heffingen op vooral Europese consumptiegoederen) en 2020 ($4 miljard in de andere richting). Ze vormden een uitloper van de protectionistische hoogdagen onder toenmalig president Trump. Eerder lokte de man al importtarieven op symbolische Amerikaanse goederen zoals Harley Davidson uit zelf staal en aluminium in het vizier te nemen.
Het tij in de trans-Atlantische handelsverhoudingen lijkt zo te keren. Op de G7 klonk het al unisono “the West is the best”. Die oorwurm moet vertaald worden in gezamenlijke initiatieven om vooral minstens gelijke tred te houden met China en Rusland. Een einde aan de impasse in het Airbus-Boeing geschil zou een win-win zijn op president Biden’s eerste officiële Europese top vandaag. Een ander heikel punt in de relaties tussen beiden betreft nationale Europese belastingplannen op Amerikaanse techgiganten (digitax), al nam de G7 ook op dat vlak de vlucht vooruit met het principieel akkoord over internationale samenwerking op vlak van bedrijfsbelastingen. Het omvat een minimale internationale bedrijfsbelasting voet van 15% aangevuld met (nationale) belastingrechten op de grootste en meest winstgevende multinationals.
Op korte termijn heeft de overeenkomst geen directe marktimpact. Op langere termijn werpt de sterkere relatie tussen de historische bondgenoten voor beiden haar economische vruchten af.