Voedselprijzen blijven stijgen
Moeilijke spreidstand voor centrale banken, vooral in opkomende markten
Maandelijks maakt de FAO (Food and Agriculture Organisation van de UNO) haar voedselprijsindex bekend. Die meet de stijging van een korf voedselgerelateerde grondstoffen. De index steeg in mei opnieuw met 4.8% op maandbasis. Hierdoor noteert de prijskorf nu 39.7% hoger vergeleken met dezelfde periode vorig jaar. De stijging in april was de snelste sinds oktober 2010 en de twaalfde maandstijging op rij. Die index bevindt zich nu op het hoogste niveau sinds september 2011 en nadert een historisch recordniveau.
De stijging deed zich voor in de vijf deelcomponenten van de korf (granen, plantaardige oliën, suiker, vlees en melkproducten). De meest uitgesproken stijging werd opgetekend voor plantaardige oliën (7.8% m/m, onder meer soja en palmolie), gevolgd door suiker (6.8% m/m) en granen (6.0% m/m). Zoals steeds is de stijging voor individuele grondstoffen afhankelijk van specifieke vraag/aanbodfactoren. Zo spelen minder gunstige weeromstandigheden in Brazilië een belangrijke rol in de stijging van de prijs voor sommige granen (en koffie). De productie van plantaardige oliën wordt dan weer afgeremd door moeilijkere productie in Zuidoost-Azië. Aan de vraagzijde is er een algemeen sterke cyclische vraag in een context van een dikwijls laag voorraadpeil. In sommige gevallen wordt dit nog versterkt door vraag van buiten de voedselproductie (b.v bio-brandstof).
De stijging van voedselprijzen is vooral een factor van belang voor minder ontwikkelde landen. Daar maakt voedsel een groot deel het van de bestedingskorf, met belangrijke gevolgen voor het beschikbaar inkomen. De prijsstijgingen kunnen ook de centrale bank van de betrokken landen dwingen om de rente sneller te verhogen. Een zwakke lokale munt maakt het probleem alleen maar groter omdat de internationale prijzen voor grondstoffen meestal zijn uitgedrukt in harde valuta (USD), wat de prijsstijging in een (zwakke) lokale munt versterkt.