BoJ kiest voor uitstel, geen afstel

We halen vandaag de Bank of Japan (BoJ) van onder het stof. De centrale bank van onze verre oosterbuur was op Dag van de Arbeid vorige week naarstig aan het werk. Ze besliste niet alleen over de beleidsrente, ze schudde ook nieuwe economische voorspellingen uit de mouw.
De BoJ hield de handen af van de rente. Die bedraagt sinds de laatste verhoging (januari) 0.5%. Het status quo was verwacht maar dat was helemaal niet zo zeker na de vorige beleidsvergadering van 19 maart. BoJ-baas Ueda haalde toen de uitkomst van de loononderhandelingen (shunto) en oplopende voedselprijzen aan als opwaartse inflatierisico’s. De onzekerheid rond het Amerikaans handelsbeleid en de economische impact ervan voor Japan was de facto niet meer dan een voetnoot in de daarvoor aangepaste beleidsverklaring. Anderhalve maand en een Liberation Day later veranderde de toon drastisch, eerst in speeches van de Japanse monetaire beleidsmakers en nu ook in de officiële communicatie. Dat uit zich onder meer in neerwaarts bijgestelde groeivoorspellingen. Zwakkere export halveert de verwachting voor het fiscaal jaar 2025 (1 april 2025 - 31 maart 2026) van 1.1% in januari tot 0.5%. Voor 2026 gaat er 0.3 ppt af, tot 0.7% en de eerste inschatting voor 2027 levert 1% op. Dat oogt magertjes maar naar Japanse normen is dat eigenlijk niet zo slecht. Het natuurlijke groeiritme van de Japanse economie bedraagt volgens de BoJ namelijk 0.5%. De verminderde groei leidt wel tot een inflatiedipje in 2026. De referentiemaatstaf tempert van meer dan 2% dit jaar tot 1.7-1.8% in het volgende. De 2%-doelstelling blijft dankzij aantrekkende lonen en consumptie over de middellange termijn (2027) wel in zicht.
De voetnoot rond internationale/Amerikaanse handel van maart krijgt in mei meer substantie. In alle extreme onzekerheid gaat de BoJ er voorlopig vanuit dat Japan en de VS een middenweg zullen bewandelen: ergens tussen de momenteel tot 10% gereduceerde invoerheffing en het maximale 24% tarief dat op Trump’s pancarte stond. Japan racet samen met India en Zuid-Korea naar de eerste handelsakkoorden. Volgens de Japanse onderhandelaars kan dat in juni. Als ze daarin slagen, trekt de dikke mist voor de Bank of Japan voor een belangrijk deel op en materialiseren de neerwaartse risico’s die ze voor de groei- en inflatievoorspellingen ziet zich niet. In principe ligt het pad voor verdere beleidsnormalisatie dan weer open, dat geeft de BoJ zelf aan. Juli of oktober zijn wat dat betreft de grootste kanshebbers voor een volgende renteverhoging. De Japanse geldmarkt houdt voor dit jaar nog amper rekening met iets. Het is dezelfde Pavlov-reflex die we bv. voor de ECB zien: in onzekere tijden rekent de markt op de centrale bank. In deze inflatiecontext is dat onterecht, zowel voor de ECB als de BoJ. In de monetaire vergelijking behoudt EUR/JPY min of meer het evenwicht. In de veronderstelling dat de handelscontext eerder opklaart voor Japan dan voor de EU, gaat onze voorkeur op korte termijn naar JPY. Dat is zeker zo tegenover de zwakke Amerikaanse munt. USD/JPY raakt moeilijk weg van een belangrijke steunzone nabij 140.
Weinig overtuigende dollar houdt USD/JPY in de buurt van een belangrijke steunzone rond 140
