Europese kerninflatie versnelt tot 3,5%
Hoeveel druk kan de ECB nog weerstaan?
Het was een economische D-day voor Europa vandaag. Op de agenda stonden de eerstekwartaalgroeicijfers en inflatie voor de maand april. Die eerste vielen netjes binnen de verwachtingen. Het Europees bbp dikte met 0,2% aan t.o.v. het vorige kwartaal. Op jaarbasis is de economie nu 5% groter. Details zijn er nog niet. Als de Belgische cijfers van gisteren enige richtlijn bieden, dan zou vooral de dienstensector verantwoordelijk zijn voor de, weliswaar magere, groei. Het is een uitloper van de opheffing van de laatste coronarestricties. De industrie daarentegen deed het minder goed; waarschijnlijk het gevolg van de aanhoudende tekorten en verstoorde productiekettingen die nog verergerden sinds de uitbraak van de oorlog.
Zo komen uit bij inflatie. De prijsdruk blijft onder meer door voormelde uiterst hoog. Het feit dat de algemene inflatie in april niet doorsteeg (stabilisatie op 7,5%) is dan maar een kleine troost. En al zeker omdat de kerninflatie, gezuiverd voor voeding en energie, onverminderd doorstijgt. Met 3,5% overtreft ze niet alleen de verwachtingen (3,2%), het is tevens een nieuw record. Het suggereert dat de hoge energie- en andere grondstofprijzen ondertussen in alle geledingen sijpelde. Daarvan is de voort oplopende diensteninflatie de perfecte illustratie. Aan 3,3% evenaart ze het vorige record van 2002.
De Europese swaprentes stijgen vandaag bijna 7 bpn aan het korte eind van de curve. De tienjaarsrente zet een nieuwe cyclische/meerjarige top neer op 1,72% (+4 bpn). Een deel daarvan realiseerde zich in de aanloop naar de Europese cijferbonanza. Dat komt onder meer omdat Frankrijk eerder vanmorgen en na Duitsland gisteren al hoger dan verwachte inflatiecijfers publiceerde. In beide landen stegen de prijzen tegen de consensus in door. Onder de motorkap van de rentes zien we dat de inflatiecomponent de stijging van vandaag minstens evenveel trekt. Een welbepaalde graadmeter voor de Europese inflatieverwachtingen stijgt tot een nieuw record van 3,12% als gemiddelde voor de komende 10 jaar (zie grafiek). Als motie van wantrouwen t.a.v. de ECB kan dat tellen. De centrale bank belooft om het prijspeil op 2% te houden maar neemt tot nader bericht geen actie tegen de huidige prijsontwikkelingen. De euro betaalde daar de afgelopen weken/maanden een stevige prijs voor. EUR/USD kelderde van 1,15 begint dit jaar tot 1,05 gisteren. Vandaag doet de munt het iets beter, maar dat is vooral een technische tegenbeweging na de valversnelling eerder deze maand. Een correctie hoger van de eenheidsmunt blijft waarschijnlijk maar tijdelijk zolang de ECB het heft niet in handen neemt of op zijn minst daarop zinspeelt. Het contrast met de Fed, die vanaf volgende week de rente verschillende keren met 50 bpn zal verhogen, kan nauwelijks groter.