Motie van vertrouwen vs motie van wantrouwen
Amerikaanse reële rente wordt positief; Duitse reële rente blijft beneden -2%
De Amerikaanse reële rente (10j) is opnieuw positief. Eenvoudig gesteld vormen de som van de reële rente en inflatieverwachtingen de nominale 10j-rente. De reële rente werd het voorbije decennium bovenal een uiting van monetaire beleidsverwachtingen. Volatiliteit tijdens de liquiditeitscrisis aan de begindagen van de Covid-pandemie buiten beschouwing gelaten, zijn het de eerste positieve waardes voor de reële rentecomponent sinds januari 2020. Van midden 2020 tot begin dit jaar bengelde ze rond -1%, een rechtstreeks gevolg van gigantische liquiditeitsinjectie door de Fed via voornamelijk obligatie-aankopen. De Fed’s uitgesproken bereidheid om het monetaire beleid snel te willen normaliseren is de reden van de reële rentestijging. Vooral omdat de (rente)markt Powell op zijn woord gelooft. Geloofwaardigheid is en blijft het hoogste goed van een centrale bankier. Vanaf mei houden we rekening met renteverhogingen van minstens 50 basispunten en start de Fed een grootschalige operatie om het teveel aan liquiditeit opnieuw uit de markt te halen. De Fed beseft bovendien dat een neutraal monetair beleid onvoldoende is. Verkrappende monetaire condities zijn de eindhalte en die kunnen we sneller dan verwacht bereiken. De forse stijging van de reële rente houdt de Amerikaanse inflatieverwachtingen in toom. Ze stegen dit jaar van om en bij 2.5% tot net geen 3%. Vanuit historisch perspectief is 2.25%-2.75% de referentie. De markt gelooft dus dat de Fed-acties een ontsporing van het inflatieverwachtingspatroon zullen tegenhouden.
Europa zei al vaarwel tegen positieve reële rentes in 2012. Na de financiële crisis kwam de Europese schuldencrisis en Draghi’s ‘whatever it takes’. Sindsdien liet de ECB elke kans onbenut om terug te keren naar een normaal monetair beleid en deed ze er bovendien telkens een schepje bovenop als de groei dreigde te verzwakken. De ECB kon zich die aanpak veroorloven omdat inflatie en inflatieverwachtingen in de euro zone al die tijd laag en beneden de 2%-inflatiedoelstelling bleven. Op die manier daalde de Duitse 10j reële rente af tot -2%. Het duo van economische aanbodschokken (pandemie & Russische invasie) stuwde Europese inflatieverwachtingen in geen tijd boven 3% en boven hun Amerikaanse variant. De ECB mag dan wel voorzichtig opschuiven richting een eerste renteverhoging in juli of september; de markt gelooft (nog) niet dat Frankfurt ten alle prijzen het inflatieprobleem wil aanpakken. Inflatieverwachtingen nemen in tegenstelling tot de VS het voortouw in de stijging van de nominale rentes. Lagarde en co hebben een huizenhoog geloofwaardigheidsprobleem, maar beseffen het precies (nog) niet. Actie is nodig – en snel – om het ontsporende (inflatie)verwachtingspatroon om te keren en de euro te redden.