Rentes in de VS op zoek naar de bodem

We beginnen de nieuwe week met het einde van de vorige. Het Amerikaanse arbeidsmarktrapport en de toespraak van Fed-voorzitter Powell waren de afsluiter van een vijfdaagse in het teken van evenveel verhaallijnen. Het maandelijks banenrapport was samen met het ISM-bedrijfsvertrouwen een belangrijke graadmeter voor de gezondheid van de Amerikaanse economie. Die gaat erop achteruit, dat is althans de perceptie van de markt die gebukt onder onzekerheid (tarieven, DOGE) een serie van minder overtuigende cijfers te verwerken kreeg. De ISM uit de grote dienstensector brak vorige week met die negatieve spiraal en gaf de eerste keer het gevoel dat de rentecorrectie lager, vooral op het lange eind van de curve, op de laatste benen liep. Het arbeidsmarktrapport versterkte dat idee. Met een tewerkstellingsgroei van 151k (met een eerste impact van het departement overheidsefficiëntie; -10k jobs), werkloosheidsgraad van 4.1% en loonstijging van 4% belandden de drie belangrijkste variabelen onder de lat (resp. 160k, 4% en 4.1%). Op zich is het lang geen slecht rapport, alleen lokte zo’n gecoördineerde, kleine misser tot voor kort disproportioneel lagere rentes uit. Deze keer bleef de renteschade beperkt tot amper 4 basispunten in een beweging die Powell even later trouwens volledig (en meer) ongedaan maakte. De Fed-voorzitter nam een laatste keer het woord net voor dat niet meer mocht. In de aanloop naar de beleidsvergadering van 19 maart geldt sinds zaterdag een communicatieve black-out. De boodschap van Powell was duidelijk: we zijn niet gehaast [om de rente te verlagen]. De risico’s zijn talrijk maar de Amerikaanse economie doet het per saldo nog altijd goed. De Fed heeft tijd. Ze kocht die met de renteverlagingen van 2024 en kan er minstens de eerste maanden onder Trump 2.0 mee uitzitten. Powell’s boodschap ging misschien niet regelrecht in tegen het heersende marktsentiment, hij bevestigde het evenmin. De Amerikaanse geldmarkt schoof de afgelopen weken al stevig op: van een eerstvolgende én enige renteknip in oktober of december naar vlot drie vorige week. De voorzitter van de Fed voelde er weinig voor om dat vuur verder aan te wakkeren.
En daarmee ligt alles in een definitieve plooi voor het status quo op 19 maart. Hoe lang de pauze (sinds januari) duurt is voer voor debat. Een grote minderheid in de markt denkt dat de Fed in mei het mes al opnieuw boven haalt. Maar die timing is erg fluïde. Amerikaanse inflatiecijfers op woensdag bieden mogelijks een bijkomend stukje van de puzzel. Het beleid onder Trump is de grote factor van onzekerheid. Deze week treedt het handelsconflict een nieuwe fase in. China past vandaag als antwoord op de VS ook straftarieven toe. Woensdag beslist de VS dan weer of het doorgaat met de aangekondigde 25% heffing op alle staal en aluminium. Ten laatste vrijdag moet het Congres een akkoord vinden op de uitgavenlimiet, anders dreigt een tijdelijke sluiting van sommige overheidsinstanties. In principe staat dit los van het monetair beleid, maar de politieke krachtmeting brengt een zoveelste laag mist aan de al beperkte zichtbaarheid. Op basis van de prijsbeweging vorige week denken we wel dat de lat voor een vervolg op de stevige rentecorrectie van februari best hoog ligt. Het korte eind van de curve (2j.) blijft het meest kwetsbaar maar vindt steun in de buurt van 3.8%. De tienjaarsrente (4.25%) testte vorige week het decemberdieptepunt van 4.12%, zonder technisch gevolg.
Amerikaanse 10j.-rente: (langetermijn) rentes zochten (en vonden?) een voorlopige bodem
