Pond kan stagflatie voorlopig nog aan

De Bank of England leverde begin februari een somber verslag af. Ze verlaagde op de monetaire beleidsvergadering de rente met 25 bpn tot 4.5% maar drukte tegelijkertijd het enthousiasme voor toekomstige verminderingen. Om de verkeerde redenen, helaas. Hoewel de Britse economische groei niet vies zou zijn van een duwtje in de rug, bindt onverwacht kleverige inflatie de handen van de BoE. De centrale bank zegt het niet met zoveel woorden maar tussen de lijnen van de beleidsverklaring door lezen we groeiende vrees voor stagflatie: een toxische combinatie van zwakke groei en (te) hoge inflatie.
In de weken na die boodschap vanuit Threadneedle Street volgde een uitgebreide economische update. Die begon met de vierdekwartaal groeicijfers. De 0.1% kw/kw expansie overtrof de verwachtingen voor een krimp van dezelfde grootteorde. De details overtuigden echter niet, de beperkte groei kwam namelijk op conto van de overheid. Bedrijven hielden de vinger op de knip (-0.9% kw/kw). De consument (stagnatie) was evenmin op de afspraak. De sterke omzetcijfers voor januari uit de Britse kleinhandel van eind vorige week zijn wat dat laatste betreft een magere troost. Ze compenseren voor een zwakke maand december. In het bredere perspectief van de afgelopen drie jaar stegen de verkochte volumes (maand op maand) trouwens in slechts 13 van de 36 maanden.
Het Britse arbeidsmarktrapport was dan weer zonder meer sterk maar mist soortelijk gewicht omwille van inmiddels al erg lang aanslepende statistische meetproblemen. Belangrijke vooroplopende indicatoren zenden trouwens tegenovergestelde signalen uit. Volgens de PMI-indicatoren van vorige week danken bedrijven personeel af aan het snelste tempo sinds de financiële crisis, de pandemiemaanden buiten beschouwing gelaten. Diezelfde PMI’s suggereren bovendien een ter plaatse trappelende economie en …
Oplopende inflatie. Het gaat om de rapste prijsstijging sinds mei 2023, onder druk van de lonen en ter compensatie van de belastingimpact van de begroting. Inflatiecijfers van vorige week lieten voor de maand januari een versnelling van 2.8% tot 3% optekenen. De afnemer van de PMI-enquête voorspelt dat die stijgende trend zich de komende maanden doorzet. De Bank of England zelf gaat uit van bijna 4% in 2025kw3. Kerninflatie (3.7%) toont de laatste maanden nog amper tekenen van afkoeling, wel integendeel, terwijl prijzen in de loongevoelige dienstensector dubbel zo snel stijgen (5%) als vóór de pandemie.
Het Verenigd Koninkrijk ruikt steeds meer naar stagflatie. Dat besluit het PMI-onderzoeksbureau trouwens ook. Het is het slechtste van twee werelden. En toch … EUR/GBP handelt na een sterke jaarstart en sinds de cijfers ondertussen opnieuw in de buurt van de meerjarige bodems. Het is mogelijk dat de focus van de Britse markt, in tegenstelling tot de Amerikaanse, vooral ligt op het inflatiegedeelte en (nog?) niet op de groeikant van de vergelijking. De geldmarkt rekent inderdaad op amper twee bijkomende renteverminderingen voor dit jaar. De voorlopige, zwakke jaarbalans van het pond tegenover de meeste andere belangrijke munten suggereert echter dat de beweging vooral ingegeven is door EUR-zwakte dan GBP-sterkte. Dat kan zo nog even blijven in een context waar de grootste euforie rond een einde van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne inmiddels ging liggen en het Amerikaans handelsbeleid weer meer in beeld komt. President Trump liet zich gisteren een heffing van 25% ontglippen op zowat alle Europese producten. Het Verenigd Koninkrijk en het pond zijn op dat vlak minder kwetsbaar. “We geraken er wel uit”, aldus Trump over het beperkte Britse handelsoverschot.
EUR/GBP nadert opnieuw de meerjarige bodems
