Het belang van (lage) inflatieverwachtingen

Vanavond beslist de Fed over haar beleid. Tot nader bericht sterke data en oplopende inflatieverwachtingen als gevolg van de invoering van handelstarieven zorgen ervoor dat Powell en co voet bij stuk (moeten) houden. Hierover morgen meer. In Europa verloopt de dynamiek i.v.m. het inflatiedebat wel helemaal anders.
Wat opvalt is dat de inflatieverwachtingen, zowel op lange maar meer nog op korte termijn fors uiteenlopen tussen de VS en Europa (zie bijgevoegde grafiek). De hoge verwachtingen in de VS weerspielen uiteraard vooral de impact van de invoertarieven. Lage kortetermijn inflatieverwachtingen voor de EMU worden her en der aangewend als argument voor een verlengde versoepelingscyclus. Het speelt zeker ook in het intern debat binnen de ECB. We spitten even wat dieper.
Eerste vaststelling. Een inflatieverwachting van om en bij 1.35% voor het komende jaar is erg laag. Toegegeven, de onderliggende technische dynamiek (basiseffecten) zorgt er mogelijk voor dat de algemene inflatie de komende maanden tijdelijk beneden 2.0% gaat. De eerste schatting van de EMU inflatie voor april die vorige week werd bekend gemaakt toonde dat de inflatievertraging (die overigens opnieuw minder was dan verhoopt) vooral op conto komt van lagere energieprijzen (-2.3% M/M, -3.5% Y/Y). In dit verband suggereert de aankondiging door OPEC+ dit weekend dat het temperend effect van de lage olieprijs op de algemene inflatie nog wel even kan aanhouden. Ook de goedereninflatie blijft laag (0.6% j/j) al zijn er hier wel tekenen dat er een bodem is bereikt. Er zijn overigens ook indicaties (PMI’s) dat die lagere energieprijzen mogelijk deels worden gebuikt om de marges wat te herstellen. Sommigen (ook ECB-gouverneurs) verwijzen naar mogelijke deflatoire risico’s van (Chinese) producten die in het kader van het handelsconflict aan een discountprijs in Europa worden afgezet. Dat effect is echter moeilijk in te schatten en het is de vraag in welke mate dit de eindconsument echt bereikt. Anderzijds bleek dat de kerninflatie (ex voeding en energie 0.9% M/M 2.7% van 2.4%) en meer nog de diensteninflatie (1.3% M/M en 3.9% j/j van 3.5%) koppig hoog blijft, ja, zelfs nog aantrok. Je moet al van een zeer milde werkhypothese uitgaan om die diensteninflatie dit jaar aanzienlijk terug te dringen, bv. richting 3.0%.
Wat betekent dit voor het monetair beleid? De markt gaat er vanuit dat de ECB de lagere (algemene) inflatie kan en zal aanwenden om de rente verder te verlagen. We zijn nog niet helemaal overtuigd. Niet voor juni en al zeker niet wat betreft het lage dieptepunt in de monetaire cyclus richting 1.50%. Hoe dan ook blijven er op lange termijn een hele reeks andere argumenten die er toe aanzetten om niet al te veel monetaire voorschotten te nemen op basis van een tijdelijke terugval in het algemeen inflatiecijfer. Die is op zich hoe dan ook niet echt de verdienste van het monetaire beleid maar komt vooral van externe factoren die waarschijnlijk niet blijvend zijn. Het voorschot nu verder optrekken houdt het risico in dat je als centrale bank sneller dan verhoopt op je stappen moet terugkomen, wat op zich ook een weinig comfortabel scenario is.
Inflatieverwachtingen 1-j in VS (oranje) en EMU (blauw)
