Ueda laat achterste van zijn Japanse tong niet zien
Uit het departement: “Als een buitenstaander de fakkel overneemt”
De Bank of Japan is een monetair buitenbeentje. Het houdt als enige onder gelijken vast aan een ultrasoepel monetair beleid. Dat bestaat uit een negatieve beleidsrente en massale obligatieaankopen in het kader van yield curve control (YCC) die resp. het korte en lange eind en van de curve betonneren op uiterst lage niveaus.
De architect van die ongebreidelde stimulus is huidig BoJ-voorzitter Kuroda. Hij legt het ambt na tien jaar in april neer. De Japanse regering is bevoegd voor zijn opvolging. Dat wordt naar alle waarschijnlijkheid de bedachtzame academicus en voormalig BoJ-bestuurslid Kazuo Ueda. Ueda’s naam circuleerde enkele weken geleden voor het eerst in de wandelgangen. De markten stonden meteen op scherp. De begeerde post wisselt normaal gezien tussen ingewijden van de centrale bank en het Ministerie van Financiën. Deze keer breekt de regering met de traditie en neemt een buitenstaander de fakkel over. Dé gelegenheid voor een koerswijziging?
Het is voer voor veel speculatie, zeker in het licht van de verrassende beslissing door de Bank of Japan eind vorig jaar. Onder het YCC-experiment fixeert ze de tienjaarsrente op 0% waarbij ze wat ruimte laat voor tijdelijke afwijkingen. Maar in een context van (globale) opwaartse rentedruk veranderde tijdelijk in permanent. De situatie werd onhoudbaar en de BoJ verdubbelde in december onverwacht de toegestane afwijkingsmarge van 25 bpn tot 50 bpn. Omwille van technische (liquiditeits)redenen, dixit BoJ. De eerste stap richting beleidsnormalisatie volgens ons en de markt.
Ueda verscheen vanmorgen voor het Japanse parlement in het kader van zijn officiële aanstelling. Tijdens die eerste publieke verschijning onthield hij zich van gekruide uitspraken, getuige de uiterst rustige reactie van de yen en Japanse rentes. Dat ligt trouwens ook niet in zijn aard. Ueda pleitte voor pragmatiek. Op dit moment is het stimulerend beleid nog noodzakelijk, klonk het. Maar als de inflatievooruitzichten blijven verbeteren, dan moet er nagedacht worden over verdere normalisatie, in eerste instantie van YCC. In haar meest recente voorspellingen (januari) gaat de BoJ uit van 1.6% inflatie op het einde van de beleidshorizon. Dat is voor Ueda kennelijk onvoldoende om meteen de normalisatiekaart te trekken.
Toch denken we dat hij de weg zal vervolgen die Kuroda voor hem plaveide. Cijfers van deze morgen tonen dat inflatie in januari klom van 4% tot 4.3%. Dat is mogelijk de piek. Vanaf deze maand drukken overheidssubsidies de prijzen voor gas en elektriciteit. De meest enge maatstaf versnelde echter ook, van 3% tot 3.2%. Dat wijst op een sterke onderliggende prijsdynamiek die, zo leren voorbeelden elders in de wereld, moeilijk te temmen is.
De gevolgen van de onvermijdelijke BoJ-beleidsnormalisatie zijn nauwelijks te overschatten. Het huidige lagerentebeleid van de derde grootste economie is als een soort anker voor de globale rentemarkten. Heel wat Japanse fondsen vonden de afgelopen jaren een buitenlandse bestemming, bijvoorbeeld Amerikaanse staatsobligaties. In het binnenland viel omwille van de lage rentes namelijk niet veel te rapen. Minstens een deel van die kapitaalstromen zal zich verleggen wanneer Tokio op termijn voor een iets aantrekkelijker renteklimaat zorgt. Dat beïnvloedt niet alleen Japanse activa (bv. een sterkere yen). Het betekent ook dat de buitenlandse, in ons voorbeeld Amerikaanse staatsobligaties, onder additionele verkoopdruk staan.