Kroatië met de hakken over de sloot richting euroland
Uit het departement: “Joint he club ”
De Europese Commissie en de ECB publiceerden hun tweejaarlijkse convergentierapporten. Het doel van deze rapporten: de evaluatie van de convergentie van de niet-euro EU-landen met derogatie (Bulgarije, Hongarije, Kroatië, Polen, Roemenië, Tsjechië en Zweden) naar de toegangsvoorwaarden van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Denemarken negotieerde een permanente EMU-vrijstelling.
Toegangscriteria
Artikel 140 van het verdrag betreffende de werking van de EU (TFEU) is helder. Lidstaten worden verwacht te streven naar EMU-lidmaatschap door te voldoen aan een aantal toelatingsvoorwaarden. Naast een aantal wettelijke voorwaarden betreffende o.a. onafhankelijkheid van de centrale bank, draaien de toetredingsvoorwaarden voornamelijk rond economische convergentie, wat betreft inflatie, publieke financiën, langetermijnrentes en wisselkoersstabiliteit.
Het bijhorende ‘Protocol’ vertaalt deze principes in concrete doelstellingen en benchmarks. Wegens de Covid-crisis (en de activering van de escape clause van het Stabiliteits- en Groeipact) werden de cijfers van de publieke financiën welwillend bekeken. Alle landen behalve Roemenië werden gedelibereerd. Maar de criteria betreffende rente, inflatie en wisselkoersstabiliteit werden wel strikt toegepast. In de praktijk worden de drempelwaarden voor inflatie en rente bepaald door het gemiddelde van de drie landen met de laagste inflatie in het jaar vóór de evaluatie. Er wordt vervolgens een toeslag toegepast van anderhalf procentpunt voor inflatie en twee procentpunt voor de rente. In de periode mei 2021 – april 2022 waren die drie landen Frankrijk (3,2%), Finland (3,3%) en…. Griekenland (3,6%). De drempelwaarden voor de gemiddelde inflatie en de langetermijnrente werden daardoor vastgelegd op respectievelijk 4,9% en 2,6%. Wisselkoersstabiliteit vereist lidmaatschap van het ERM II gedurende twee jaar, zonder noemenswaardige financiële spanningen.
Goed nieuws, maar voor wie?
De ECB en EC kwamen niet geheel onverwacht tot eenzelfde conclusie. Van de zeven bovengenoemde landen met derogatie slaagde slechts één in het ‘ingangsexamen’: Kroatië. En daarmee neemt het een belangrijke horde naar een mogelijk eurolidmaatschap begin 2023.
Alle andere landen ‘faalden’. Of ze daarover zullen treuren, is een andere zaak. De meeste landen zijn – eufemistisch gesteld – niet gehaast om hun toegang te forceren en beleidsonafhankelijkheid op te geven. Getuige daarvan het feit dat slechts twee landen instapten in ERMII (Kroatië en Bulgarije). Voor Bulgarije wordt het een andere zaak. Dat land wil wel toetreden tot de EMU in 2024, maar dat is voorlopig niet verzekerd. De EC en ECB hebben de werkpunten duidelijk aangegeven en die betreffen naast economische convergentie ook een aantal ingrepen in het wettelijke kader.
Als uitsmijter toch nog even dit. Van alle 19 EMU-lidstaten halen 8 de inflatiebenchmark niet. En dat wijst op een grote heterogeniteit binnen het blok. De pot verwijt de ketel…