De spaarbuffer smelt weg
Uit het departement: "Marktrapport"
Het onverwacht krachtig economisch herstel uit de coronacrisis was in grote mate te danken aan het herstel van de consumptievraag. Dat herstel werd op zijn beurt mogelijk gemaakt doordat de overheid de grootste financiële gevolgen van de crisis voor haar rekening heeft genomen. Door massale inkomenssteun aan gezinnen en bedrijven bleef het beschikbaar gezinsinkomen grotendeels gevrijwaard. Aangezien de gezinnen wegens de talrijke mobiliteitsbeperkende maatregelen hun inkomen in veel beperktere mate dan gebruikelijk konden uitgeven, schoot de spaarquote in de strengste lockdownmaanden naar recordhoogtes (zie grafiek). Noodgedwongen werden de spaarpotten artificieel aangedikt. Dat deed sommigen zelfs dromen van nieuwe roaring twenties zodra de pandemie achter de rug zou zijn.
Spaarbuffers coronaperiode
De oorlog in Oekraïne en vooral de energieprijsschok doen die droom – voor zover hij al gerechtvaardigd zou zijn geweest – vervliegen. De fors gestegen energieprijzen betekenen voor energie-importerende landen, zoals België en de eurozone als geheel, een collectieve verarming. In tegenstelling tot de coronaschok kan deze verarming niet met overheidsschuld worden overbrugd. Hooguit zou de overheid kunnen trachten door herverdelende maatregelen de gevolgen voor de economisch zwaksten te milderen.
De spaarbuffers uit de coronaperiode – die gezien de recente besmettingsdynamiek overigens nog niet volledig is afgesloten – kunnen wel soelaas bieden voor de financiering van de gestegen energiefactuur. Al is dat naar alle waarschijnlijkheid vooral voor de hogere inkomensgroepen het geval en veel minder voor de lagere inkomensgroepen, wier spaarpot overigens minder is aangedikt.
Optimisme wordt getemperd
Ook de gisteren door Eurostat gepubliceerde cijfers over de inkomensontwikkeling en het sparen van de gezinnen in de eurozone tijdens het laatste kwartaal van 2021 temperen het optimisme over de te verwachten veerkracht van de consumptie. Volgens deze cijfers zou de gezinsspaarquote in de laatste maanden van vorig jaar zijn teruggelopen tot 13,3% van het beschikbaar gezinsinkomen. Dat is fors lager dan de pieken van 25,3% (tweede kwartaal 2020) en 21,8% (eerste kwartaal 2021) en niet zo veel hoger meer dan vóór het uitbreken van de pandemie (12,4% in het vierde kwartaal van 2019).
De daling van de spaarquote was het gevolg van een terugval van het beschikbaar inkomen, terwijl de consumptie enigszins op peil werd gehouden, althans in nominale termen. Rekening houdend met de inflatie, die vorig jaar al opliep van 2% in mei-juni tot 5% in december, was er in het vierde kwartaal van 2021 een krimp van de particuliere consumptie, weliswaar vooral in Duitsland, Oostenrijk, Nederland en Italië, waar nog (tamelijk) strenge coronamaatregelen golden.
Koopkracht van spaarpot aanzienlijk minder
Hoe dan ook, ziet het er met de nieuw gepubliceerde cijfers naar uit dat het artificiële spaargedrag van tijdens de pandemie zich al in belangrijke mate had genormaliseerd nog vóór de oorlog in Oekraïne uitbrak en de escalerende energie(prijs)crisis de inflatie verder opdreef naar 7,5% in maart. Een belangrijk deel van de schokdemper is dus al gebruikt. Het spaargeld dat tijdens corona in de pot werd gestoken, kan nog wel worden aangesproken. Maar de koopkracht daarvan wordt door de hoge inflatie uiteraard gevoelig verminderd. En naarmate consumenten nóg hogere prijzen verwachten – wat volgens de laatste conjunctuurenquête van de Europese Commissie het geval is – is het niet zeker hoe snel zij hun appeltje voor de dorst zullen durven aanspreken. In diezelfde enquête lieten ze alvast ook verstaan dat ze eerder hun consumptie zouden terugschroeven. En dat is geen goed nieuws voor de groeivooruitzichten. Een update van de vooruitzichten van KBC verschijnt net voor het Paasweekend.