China verlaagt alweer rentetarieven
Uit het departement: “Brandblussen zonder snel effect”
De Chinese centrale bank verlaagde vannacht opnieuw haar referentieleningrente om zo de economie te ondersteunen die te lijden heeft onder een vastgoedcrisis en covid-restricties. Het betreft zowel de rente op 1 jaar als op 5 jaar, minder dan een week nadat de officiële middellangetermijnrente al eens werd verlaagd. De centrale blijft daarmee proberen om de economie aan te zwengelen, op een moment dat de Chinese munt onder stevige druk blijft staan ten opzichte van de Amerikaans dollar en de inflatie aantrekt tot boven het gewenste peil. Brandblussen zonder snel effect, heet dat dan.
Lagere 1-jaars en 5-jaars rente
De officieel genaamde People's Bank of China verlaagt de basisrente voor eenjaarsleningen (1 year Loan Prime Rate, of LPR) met 5 basispunten van 3,7% naar 3,65%, iets meer dan wat algemeen verwacht werd (een knip met 10 basispunten). De vorige verlaging van de 1-jaarsrente vond plaats in januari 2022.
De vijfjaarsrente met 15 basispunten werd voor de eerste keer sinds mei 2022 verlaagd van 4,45% naar 4,3%. Dat is meer dan verwacht, want waarnemers hadden gemiddeld genomen gemikt op een knip met 10 basispunten. Dat is belangrijk omdat de meeste woninghypotheekrentes hierop gebaseerd zijn, zodat de bedoeling van de centrale bank duidelijk is: de vastgoedmarkt tegemoetkomen.
Zowel de 1-jaars als de 5-jaarsrente zijn losjes gekoppeld aan de middellangetermijnrente van de centrale bank, die vorige week al met 10 basispunten werd verlaagd om de liquiditeit van de banken te verbeteren. Dat kaderde dan weer in een blijvende economische zwakte, want de Chinese economie groeide in het tweede kwartaal slechts met 0,4% doordat de virusblokkades de industriële en consumentenbestedingen drukten.
China op de sukkel
"Sukkelen" is een eerder mild woord om de Chinese economie te beschrijven, die hard wordt getroffen door de vastgoedsector die implodeert onder de schuldenlast, wanbetalingen, stakingen van hypotheekbetalingen en kopers die zich terugtrekken uit angst voor verdere prijsdalingen. De consumentenvraag droogt er langzaam maar zeker op, terwijl covidbeperkingen zeker niet helpen en een zicht op een algemene vaccinatieplicht die de immuniteit van de Chinese bevolking kan helpen opbouwen nog niet in zicht is. Zelfs het weer helpt op dit moment niet. De Chinese provincie Sichuan gelastte vorige week alle fabrieken om zes dagen lang te sluiten. Dat bevel is nu verlengd tot deze week donderdag. De sluitingen zijn bedoeld om het stroomtekort in de regio als gevolg van de hitte te verminderen. En of dat belangrijk is blijft uit de cijfers: Sichuan telt 84 miljoen inwoners en is een belangrijke productielocatie voor de halfgeleider- en de zonnepanelenindustrie en is ook China’s belangrijkste centrum voor lithiumwinning. Tot de gesloten fabrieken behoort onder meer Foxconn, de toeleverancier van Apple, en Intel.
Chinese munt eveneens onder druk
De People's Bank of China stelde ook de nieuwe dagelijkse referentiekoers vast voor de onshore yuan (CNY). Die bedraagt 6,8198 ten opzichte van de Amerikaanse dollar, tegenover een eerdere 6,8065. Dat is het zwakste peil sinds september 2021. De koers mag plus of min 2% van deze dagelijkse referentiekoers afwijken, maar wat telt is dat een sterkere of zwakkere koers doorgaans wordt beschouwd als een duidelijk signaal van de centrale bank. In dit geval is dat een ondersteuning van de vastgoedmarkt specifiek naast de economie in het algemeen. Zo’n goedkopere munt maakt de export wat goedkoper, maar riskeert om inflatie te importeren. Aangezien die inflatie vorige maand uitkwam op 2,7% heeft de PBOC nog wel wat marge in dat verband.