België: aanhoudende groeivertraging en hogere inflatie
Uit het departement: “Is stilstaan achteruitgaan?”
Het Belgische bbp groeide amper 0,2% en dat was lager dan verwacht. Opsteker was de gezinsconsumptie, terwijl ook de bedrijfsinvesteringen op het pre-corona niveau aangekomen zijn. Maar dalende investeringen in woningen neemt veel van deze frêle dynamiek weg. Niet onlogisch, want de woningmarkt koelt duidelijk af.
Economische Vooruitzichten België
De eerdere NBB-flashraming voor de Belgische reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 2023 werd bevestigd op +0,2% (kwartaal-op-kwartaal), wat een vertraging is ten opzichte van de +0,4% groei in het eerste kwartaal. De groei werd opnieuw sterk aangedreven door de gezinsconsumptie (+0,5%). De verdere expansie van de consumptie volgde op een solide groei van de koopkracht, gevoed door de aanhoudende banengroei en de krimpende inflatie. De groei van de binnenlandse werkgelegenheid verstevigde opnieuw in het tweede kwartaal (+0,4% kwartaal-op-kwartaal), waardoor er netto bijna 19.000 banen bijkwamen. Ook de bedrijfsinvesteringen (+2,1%) leverden in het tweede kwartaal een grote bijdrage aan de groei, ondanks de verzwakking van het ondernemersvertrouwen sinds april. Dit bracht de bedrijfsinvesteringen terug op het niveau van vóór de pandemie. De investeringen van huishoudens in woningen namen daarentegen met 1,2% af, wat de dalende trend van de voorgaande kwartalen bevestigt en eens te meer aangeeft dat de woningmarkt aan het afkoelen is. De overheidsconsumptie kromp met 0,6%, terwijl de overheidsinvesteringen met 0,5% toenamen. Doordat de uitvoer sterker daalde (-1,0%) dan de invoer (-0,8%), had de netto-uitvoer een negatief effect op de bbp-verandering (-0,2 procentpunt) (zie figuur BE1).
Groeivertraging houdt aan
In ons scenario zien we de kwartaalgroei van de Belgische economie in het lopende en volgende kwartaal verder vertragen maar wel positief blijven. De meeste voorlopende indicatoren wijzen namelijk op meer economische zwakte. Vooral de consumptie zal allicht aan een gematigder tempo verder groeien. Hoewel de arbeidsmarkt over het algemeen nog altijd veerkrachtig lijkt, is de vacaturegraad iets teruggevallen en zijn de werkgelegenheidsvooruitzichten in de NBB-barometer in negatieve zin gekeerd in alle grote sectoren. Aangezien enquête-indicatoren voor de woningmarkt somber blijven, zullen de investeringen van huishoudens in woningen naar verwachting een rem blijven zetten op de bbp-groei (zie figuur BE2). De groei van de bedrijfsinvesteringen zal allicht ook vertragen. De lage en dalende capaciteitsbezetting in de industrie wijst immers op een geringere behoefte aan uitbreidingsinvesteringen, terwijl de aangescherpte kredietvoorwaarden wegen op de vraag naar bedrijfsleningen. Tot slot blijft de beoordeling van de uitvoerbestellingen in de industrie pessimistisch, wat wijst op een aanhoudend negatieve groeibijdrage van de netto-uitvoer.
Op basis van deze beoordeling en vooruitzichten hebben we onze prognose voor de bbp-groei in het derde kwartaal gehandhaafd op 0,10%, maar het kwartaalgroeipad voor het vierde kwartaal van 2023 en het eerste kwartaal van 2024 lichtjes verlaagd. De neerwaartse bijstelling heeft geen invloed op ons groeivooruitzicht voor heel 2023, dat op 0,9% blijft. De groei voor 2024 gaat wel naar omlaag, van 1,0% naar 0,9%. De kleine neerwaartse bijstelling is in lijn met het steeds somberder wordende externe klimaat en met onze neerwaartse groeibijstelling voor de eurozone. Ons groeicijfer voor de Belgische economie voor 2024 (0,9%) is nu veel lager dan de consensusprognose (1,1%) en de recent bijgewerkte groeiprognose van het Federaal Planbureau (1,3%).
De gematigde groei werpt een schaduw over de Belgische overheidsfinanciën. Het overheidstekort zal naar schatting oplopen tot ongeveer -5% van het bbp in zowel 2023 als 2024, komende van -3,9% in 2022. Gezien de stijgende rentelasten en de extra uitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg en defensie is het bovendien onwaarschijnlijk dat de begrotingssituatie op middellange termijn zal verbeteren, indien het beleid ongewijzigd blijft. Een stijgend tekort kan ook leiden tot een oplopende overheidsschuld, die zonder structurele beleidswijzigingen uiteindelijk onhoudbaar kan worden (zie ook KBC-onderzoeksrapport 'Een zorgelijke blik op de Belgische overheidsfinanciën’). De komende jaren staat de Belgische overheid voor de moeilijke taak om het tekort terug te dringen om de schuldgraad na de afgelopen crisissen weer op een houdbaar pad te brengen. De budgettaire inspanning is nodig om ruimte te creëren voor nieuw beleid en om de verschillende uitdagingen aan te gaan waarmee België wordt geconfronteerd. Ze zal meer begrotingsdiscipline vergen dan in het verleden het geval was. Sinds 2000 heeft de Belgische overheid immers slechts enkele keren haar eigen begrotingsdoelstelling uit het jaarlijkse stabiliteitsprogramma gehaald (zie figuur BE3).
Inflatie terug hoger
De Belgische geharmoniseerde inflatie (HICP) steeg in augustus verrassend. De toename was zelfs vrij sterk, van 1,6% naar 2,4%, een cijfer dat wel nog altijd het laagste is in de EU. De ommekeer van de algemene inflatie volgde op een vertragende deflatie van de energieprijzen, van -33,2% naar -28,8%, dit als gevolg van de recente stijging van de olieprijs. De HICP-kerninflatie, die geen rekening houdt met de prijsontwikkeling van energieproducten en voeding, bleef boven de 6%, voornamelijk onder invloed van de nog altijd hoge diensteninflatie, die de jongste maanden stabiel noteerde op 7,3%. De voedingsinflatie, die de voorbije maanden de algemene inflatie aanwakkerde, daalde daarentegen verder van 13,9% naar 13,4%. We gaan ervan uit dat de negatieve basiseffecten van de energieprijzen eind 2023 minder sterk zullen doorwerken dan eerder gedacht, te wijten aan de hogere olieprijs. We hebben daarom de vooruitzichten voor de HICP-inflatie voor heel 2023 naar boven bijgesteld van 2,5% naar 2,7%. De inflatie voor 2024 wordt nu geraamd op 3,3%, tegen 3,2% in de vorige prognose.