Economische Vooruitzichten januari 2025

Lees de volledige publicatie hieronder of klik hier om de PDF te openen.
- Strenge winterse omstandigheden deden de energieprijzen in december stijgen. De olieprijzen veerden op tot 75 USD per vat, omdat een strenge polaire vortex de energievraag in de VS naar verwachting zal doen toenemen. De stijging zette zich begin januari door, toen de VS de sancties tegen Russische energie verder aanscherpte. De olieprijzen blijven evenwel ver onder hun piek van april, omdat het hoge aanbod van niet-OPEC+ en de lage vraag leiden tot een overaanbod op de markt. De gasprijzen bleven stijgen in december en bereikten 48,7 euro per MWh eind 2024. Koude Europese weersomstandigheden hebben geleid tot een snelle vermindering van de gasreserves. Die reserves blijven wel in lijn met hun normale niveau in deze tijd van het jaar.
- Zoals verwacht liep de inflatie in de eurozone in december op van 2,2% naar 2,4%. De stijging werd voornamelijk door energiegerelateerde basiseffecten veroorzaakt. De voedingsprijsinflatie stabiliseerde, evenals de kerninflatie (op 2,7%). De goedereninflatie daalde, terwijl de diensteninflatie verrassend steeg. Handelstarieven en een zwakke euro zullen de inflatiedruk in de komende kwartalen waarschijnlijk opnieuw aanwakkeren. We voorspellen een inflatie van 2,6% in 2025 en 2,3% in 2026.
- De inflatoire impulsen in de VS matigden in december. De algemene inflatie in december steeg weliswaar van 2,7% naar 2,9%, maar dit werd voornamelijk veroorzaakt door een grote stijging van de energieprijzen. De kerninflatie daalde van 3,3% naar 3,2% met een opmerkelijke verzwakking in alle grote componenten (goederen, diensten en huisvesting). De inflatiematiging is mogelijk slechts van korte duur, aangezien zij weer kan oplopen zodra het handels-, migratie- en belastingbeleid van Trump van kracht wordt. Het is in dat opzicht zorgwekkend dat de inflatieverwachtingen van zowel consumenten als op de financiële markten sinds Trumps herverkiezing aanzienlijk zijn gestegen. We handhaven daarom onze inflatieverwachting van 2,7% voor 2025 en voorspellen 3,1% inflatie in 2026.
- Het verwachte stagflatoire effect van de verwachte handelstarieven compliceert het monetaire beleid. Tijdens de bijeenkomst in december sloeg de Fed een meer havikse toon aan en gaf de dot plot een trager tempo van monetaire versoepeling aan, mogelijk in afwachting van een verandering in het Amerikaanse handelsbeleid. Wij voorzien drie renteverlagingen in 2025, na een eerste Fed-pauze, en geen renteverlagingen in 2026, waardoor de Fed Funds-rente op restrictief terrein blijft. Daarentegen verwachten wij dat de ECB zich meer zal richten op de groeiproblemen en haar depositorente gestaag zal verlagen tot 2% tegen het einde van het tweede kwartaal van dit jaar. Wij gaan ervan uit dat zij haar depositorente in 2026 weer zal verhogen naar het neutrale tarief van 2,50%.
- De economie van de eurozone blijft in slechte papieren zitten. Hoewel het sentiment in de dienstensector enigszins opkrabbelt, blijven de verwerkende nijverheid en de bouwsector structureel zwak. Een mogelijke handelsoorlog zal deze kloof waarschijnlijk nog vergroten. De economische problemen zijn vooral acuut in de kernlanden Frankrijk en Duitsland. Intussen presteren de niet-kernlanden (vooral Spanje) beter. Wij handhaven onze groeiprognoses van 0,7% en 1,0% voor respectievelijk dit jaar en volgend jaar.
- De Amerikaanse economie blijft het uitstekend doen. Dit is vooral zichtbaar op de arbeidsmarkt waar er vorige maand 256.000 banen bijkwamen en de werkloosheid daalde. De consumentenbestedingen blijven de belangrijkste groeimotor dankzij de aanhoudende toename van het reëel beschikbaar inkomen. De indicatoren voor het producentenvertrouwen zijn vorige maand duidelijk verbeterd, vooral in de dienstensector. Wij verhogen onze groeiprognose voor 2025 van 1,7% naar 1,9% en voorspellen voor 2026 een bbp-groei van 1,8%.
- De Chinese economie blijft hinder ondervinden van de problemen in de vastgoedsector, die wegen op het consumentenvertrouwen en de binnenlandse vraag. Er zijn evenwel voorzichtige tekenen van verbetering nu de invoer weer aantrekt en het vertrouwen van de dienstverlenende bedrijven stijgt. Stimuleringsmaatregelen van de overheid zullen ook de binnenlandse vraag stimuleren. Het is echter onwaarschijnlijk dat de uitvoer het goed zal blijven doen, omdat de handelstarieven op Chinese goederen wellicht aanzienlijk zullen stijgen. Wij verhogen onze groeiprognose voor dit jaar van 4,4% naar 4,5% en voorspellen voor volgend jaar een groei van 3,8%.
- Onze economische voorspellingen zijn onderhevig aan grote onzekerheid, die sterk gerelateerd is aan de intrede van Donald Trump in januari in het Witte Huis. Vooral het effectief gevoerde handelsbeleid van Trump is een grote bron van onzekerheid. Hoewel wordt verwacht dat hij de invoertarieven zal verhogen, is nog niet geweten hoe hoog de gemiddelde tarieven zullen zijn en welke sectoren en landen het zwaarst zullen worden getroffen. Voorlopig gaan wij uit van een geleidelijke invoering van een algemeen tarief van 10% op alle invoer in de VS en een algemeen tarief van 60% op Chinese invoer. Naarmate er meer duidelijkheid komt over zijn beleid, kunnen we onze voorspellingen echter aanpassen.
2025 belooft een turbulent jaar te worden, omdat de VS hoogstwaarschijnlijk een protectionistische wending zal nemen wanneer Donald Trump op 20 januari wordt ingehuldigd. Hoewel het nog onduidelijk is hoe hoog de Amerikaanse invoertarieven zullen zijn en welke landen of industrieën het hardst getroffen zullen worden, is het erg waarschijnlijk dat de deglobalisering en fragmentatie de komende jaren zullen versnellen. Deze protectionistische wending zal de grote economische blokken op verschillende manieren beïnvloeden.
In de VS zal het Trump-effect minder zichtbaar zijn in de groeicijfers, omdat de neerwaartse effecten van hogere tarieven en minder migratie deels door hogere overheidsuitgaven kunnen worden gecompenseerd. Daarentegen zal de inflatiedruk in de VS wellicht sterk toenemen, waardoor de Fed haar monetair beleid voorzichtiger zal versoepelen.
In de eurozone zullen hogere tarieven de groei van de uitvoerafhankelijke economie waarschijnlijk onder 1% drukken, terwijl een sterkere dollar en mogelijke vergeldingsmaatregelen de inflatie de komende jaren boven het streefcijfer houden. De ECB zal de rentetarieven allicht iets onder hun neutrale niveau brengen om de slabakkende economie van de eurozone te ondersteunen.
China daarentegen zal waarschijnlijk niet veel inflatoire druk ondervinden van hogere tarieven. Het land heeft nog altijd te kampen met deflatoire risico's, veroorzaakt door een balansrecessie als gevolg van de vastgoedcrisis. De economische groei zal niettemin zwaarder worden getroffen door de tariefverhoging, wat de bbp-groei in de toekomst waarschijnlijk zal drukken. Stimulusmaatregelen van de overheid zouden de klap voor de Chinese handel wel deels kunnen opvangen.
Winterse omstandigheden beïnvloeden energieprijzen
De olieprijzen stegen in december tot 75 USD per vat, tegenover 72 USD per vat eind november. De stijging volgde op de ongunstige weersomstandigheden op het noordelijk halfrond. Vooral in de VS zorgt een polaire vortex ervoor dat de temperaturen tot ver onder de typische wintergemiddelden dalen. Dit zal de vraag naar stookolie deze maand doen toenemen en zou de productie in sommige Amerikaanse oliefaciliteiten kunnen verstoren. Meer recent duwde de beslissing van de VS om verdere ingrijpende sancties op te leggen aan de Russische energiesector (en onzekerheid over Amerikaanse sancties tegen Venezuela) de prijzen naar bijna 80 USD per vat.
Toch blijven de olieprijzen ver onder de piek van 91 USD in april 2024 (zie figuur 1). Ondanks de beslissing van OPEC+ om het afbouwen van vrijwillige productiebeperkingen uit te stellen tot maart, zullen de oliemarkten dit jaar waarschijnlijk in overaanbod blijven. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) verwacht nog altijd een aanbodoverschot van 950.000 vaten per dag in 2025, gezien het sterke niet-OPEC+ olieaanbod en de zwakke vraag. Als OPEC+ eind maart zou beginnen met het afbouwen van de productiebeperkingen, zoals onlangs is aangekondigd, zou het voorspelde overaanbod stijgen tot 1,4 miljoen vaten per dag.

Ook de gasprijzen staan onder opwaartse druk. Begin januari overschreden de TTF-prijzen 50 EUR per MWh, het hoogste prijsniveau sinds november 2023. De TTF-gasprijzen stegen in de loop van 2024 met 62,6%. Verschillende factoren verklaren deze opwaartse druk. Aan de vraagzijde deed een Europese koudegolf, samen met een zogenoemde dunkelflaute (weinig wind en zonneschijn), de Europese vraag naar gas stijgen, waardoor er een aanzienlijke daling was van de gasreserves in de EU. Deze reserves zijn nu slechts voor 71% gevuld, 14 procentpunten lager dan op hetzelfde moment een jaar geleden, maar in lijn met de historisch gemiddelde vulgraad.
Ook zorgen aan de aanbodzijde drijven de gasprijzen op. Het aflopen van een gasdoorvoerovereenkomst tussen Rusland en Oekraïne verlaagt de Russische levering aan Europa, aangezien 5% van de totale EU-invoer via deze route verliep. Ongeplande onderbrekingen en onderhoudswerken in Noorwegen (Europa's grootste leverancier) veroorzaken ook regelmatig vlagen van volatiliteit in de TTF-prijzen. Eerder deze maand was er een storing aan de compressor van de Hammerfest LNG-installatie, waardoor de productie een week lang stil lag. De fabriek is goed voor 5% van alle Noorse gasuitvoer.
Inflatie in eurozone opnieuw hoger
Volgens de flashraming van Eurostat steeg de inflatie in de eurozone in december 2024 verder tot 2,4%. Dat is 0,2 procentpunt meer dan in de voorgaande maand en 0,7 procentpunt hoger dan het recente dieptepunt van 1,7% in september 2024. Zowel de kerninflatie als de voedingsprijsinflatie stabiliseerden op 2,7%, terwijl de energieprijsinflatie aantrok van -2,0% in november tot 0,1% in december. Binnen de kerninflatie was er een lichte stijging van de diensteninflatie tot 4,0% en een lichte daling van de inflatie van niet-energetische goederen tot 0,5%.
De toename van de inflatie in de laatste maanden van 2024 was verwacht en weerspiegelt in belangrijke mate basiseffecten vanwege de scherpe daling van de energieprijzen in de laatste maanden van 2023. De stabilisatie van de kerninflatie op het te hoge niveau van 2,7% sinds september 2024 kan op het eerste gezicht enigszins zorgwekkend lijken. Toch vertoont de dynamiek op korte termijn (dat wil zeggen de stijging tegenover de voorgaande drie maanden van het voortschrijdend driemaands gemiddelde van de seizoengezuiverde index) wel degelijk een afkoeling sinds september 2024 (zie figuur 2).

De desinflatie verloopt evenwel hobbelig en traag. Vooral bij de diensten blijft het prijsstijgingstempo nog relatief hoog. Dat laatste heeft – eveneens zoals verwacht – te maken met de inhaalbeweging van de lonen op de inflatie, die in 2024 nog volop aan de gang was. Ze houdt de loonkostendruk hoog, die slechts in beperkte mate door krimpende winstmarges wordt opgevangen (zie figuur 5 in onze publicatie van december 2024).
Volgens de nieuwe ECB wage tracker, die het loonstijgingstempo vervat in de lopende cao’s in zeven landen van de eurozone1, zou die inhaalbeweging eind 2024 een piek hebben bereikt (zie figuur 3). Voor 2025 stellen de lopende cao’s een forse daling van het loonstijgingstempo voorop, met misschien zelfs een terugkeer tot de lage niveaus van vóór de pandemie. Die laatste conclusie kan evenwel voorbarig zijn, omdat de dekkingsgraad van de huidige cao’s afneemt naarmate cao’s in de loop van 2025 aflopen en nieuwe cao’s in werking zullen treden. Mede gelet op het sombere economische klimaat, de inmiddels al behoorlijk gevorderde desinflatie en de tekenen van afkoeling op de – weliswaar nog altijd vrij krappe – arbeidsmarkt, is een uitgesproken daling van het loonstijgingstempo niettemin erg waarschijnlijk. Het zou de hypothese die we sinds geruime tijd in onze verwachtingen hanteren, bevestigen.

We handhaven dan ook onze verwachting dat de inflatiedruk vanuit de lonen in de loop van 2025 verder zal afnemen. Dat zou in de eerste maanden van 2025 voor een nieuwe, verdere daling van de inflatie moeten zorgen. De zwakkere inflatiedruk vanuit de loonkosten dreigt evenwel al gauw te worden doorkruist door nieuwe inflatie-impulsen van handelstarieven in het kader van de verwachte oplopende handelsconflicten na het aantreden van president Trump en de sterkere dollar. Daardoor zal de (kern)inflatie in de eurozone in de loop van 2025 weer oplopen en per saldo naar verwachting gemiddeld lichtjes hoger uitvallen dan in 2024. De recente ontwikkeling van de energieprijzen suggereert verder dat het negatief effect van de energieprijsinflatie beperkter zal zijn dan vorige maand ingeschat. Daarom hebben we onze verwachting voor de gemiddelde inflatie in de eurozone verhoogd van 2,5% tot 2,6% voor 2025 (komende van 2,4% in 2024). Voor 2026 stellen we een nieuwe daling van de inflatie tot gemiddeld 2,3% voorop.
Woningprijzen in de EU opnieuw in de lift
Volgens nieuwe Eurostat-cijfers trok de jaarstijgingsdynamiek van de woningprijzen in de hele EU in Q3 2024 verder aan tot 3,8%, van 3,0% in Q2 en 1,5% in Q1 (zie figuur 4). Hoewel er grote verschillen blijven tussen de landen, bevestigen de Q3-cijfers dat de Europese woningmarkt, globaal bekeken, de afkoeling achter zich heeft gelaten (zie ook ons Economisch Bericht van 13 januari 2025). Landen die de voorbije twee jaar met een grote correctie hadden af te rekenen (waaronder Duitsland en Luxemburg), zagen hun woningprijzen in het derde kwartaal verder stijgen, na al een toename in het tweede. De enige uitzondering is Finland: na een lichte stijging in Q2 vielen de prijzen er in Q3 weer terug. In een aantal landen die de voorbije jaren geen afkoeling hebben gekend, bleef de prijsstijging in het derde kwartaal stevig voortduren. Bulgarije in het bijzonder noteerde sinds eind 2022 een gecumuleerde prijsstijging van maar liefst 27%.

Kerninflatie VS matigt
De Amerikaanse inflatie nam in december toe van 2,7% naar 2,9%. De stijging kan grotendeels worden toegeschreven aan de grote maand-op-maandstijging van de energieprijzen met 2,6%. De voedingsprijzen stegen beperkt, net als de kerninflatie. Die laatste daalde van 3,3% naar 3,2% (0,2% maand-op-maand). Alle kerncomponenten vertoonden in december gematigde impulsen.
De kerngoederen stegen beperkt (0,1% maand-op-maand), dit ondanks een opnieuw belangrijke toename in de volatiele categorie tweedehandsauto's en -vrachtwagens. Toekomstgerichte indicatoren suggereren dat de prijzen in deze categorie de komende maanden zouden kunnen matigen. Bovendien bleven de producentenprijzen voor kerngoederen vorige maand vlak, wat duidt op een lagere goedereninflatie in de komende maanden.
De prijzen voor huisvesting matigden ook en stegen in december met slechts 0,26% op maandbasis. Dit was deels te danken aan een daling van de hotelprijzen, maar ook de huurprijzen en de geïmputeerde huur van de eigenwoning bleven goed op peil (zoals blijkt uit toekomstgerichte indicatoren).
Tot slot steeg de diensteninflatie (exclusief huisvesting) ook met slechts 0,3%. Dit ondanks een opmerkelijke sprong in de volatiele vliegtuigtarievencomponent. De inflatie-impulsen voor diensten zijn duidelijk aan het afzwakken, aangezien loonindicatoren zoals de Employment Cost Index en het gemiddelde uurloon niet uit de band springen.
Hoewel een sterk basiseffect de inflatiecijfers in dit kwartaal verder naar beneden zou kunnen drukken, verwachten we nog altijd dat de inflatoire impulsen kunnen terugkeren wanneer het inflatoire beleid van Trump (invoerrechten, migratiebeperking en belastingverlagingen) later in het jaar van kracht wordt. In lijn met onze prognose zijn de inflatieverwachtingen van consumenten immers aanzienlijk gestegen sinds de herverkiezing van Trump (zie figuur 5). Volgens de Michigan Survey verwachten consumenten nu 3,3% inflatie in het komende jaar (tegen 2,7% in oktober). Consumenten verhoogden ook hun inflatieverwachtingen voor de komende vijf jaar naar 3,3%, het hoogste niveau sinds 2008. Bovendien liepen de inflatieverwachtingen op de financiële markten (gebaseerd op inflatieswaps) recent eveneens op, zowel op de korte als op de lange termijn. We handhaven daarom onze verwachting voor de Amerikaanse inflatie van 2,7% voor dit jaar. Voor volgend jaar gaan we uit van een inflatie van 3,1%.

Rentecurves bewogen omhoog, zowel aan lange ...
De langetermijnrente op Amerikaanse en Duitse obligaties is de afgelopen weken sterk gestegen, deels door hogere inflatieverwachtingen, maar ook, vooral in de VS, door hogere reële obligatierentes. Deze hogere reële rendementen zijn een weerspiegeling van de sterke economische groei, zoals opnieuw werd geïllustreerd in het sterker dan verwachte Amerikaanse arbeidsmarktrapport voor december 2024 (zie verder) en van stijgende risicopremies.
In het licht van de recente opwaartse beweging verhoogde KBC Economics zijn kortetermijnvooruitzichten voor de langetermijnrente in de VS en Duitsland. Onze fundamentele visie voor de periode na de tweede helft van 2025 blijft evenwel grotendeels onveranderd. Dit scenario impliceert dat de rentecurve van Duitse obligaties naar verwachting in de eerste helft van 2025 weer opwaarts zal gaan hellen. Dit is al het geval voor de Amerikaanse curve.
De Amerikaans-Duitse renteverschillen sturen momenteel de wisselkoers van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro. Via het kanaal van de geïmporteerde inflatie voor het eurogebied vertegenwoordigt deze wisselkoers een verband tussen het monetaire beleid van de Fed en dat van de ECB (d.w.z. de waargenomen correlatie van opwaartse rentebewegingen in zowel de VS als in de eurozone).
... als aan korte eind
De marktverwachtingen voor het Fed-beleid zijn aanzienlijk havikser geworden. De markten verwachten nog maar één renteverlaging in 2025. Met andere woorden, de markt is voorzichtiger geworden dan de Fed en het scenario van KBC Economics. Na de vergadering van december suggereerde de Fed in haar 'dot plot' dat ze haar beleidsrente dit jaar twee keer zou kunnen verlagen met telkens 25 basispunten. Toch blijft KBC Economisch uitgaan van drie renteverlagingen, wat de beleidsrente op 3,625% zal brengen als bodem in deze rentecyclus. Gezien de resterende inflatierisico's beschouwen we dit als iets meer dan neutraal.
Bovendien verhoogde de Fed haar schatting voor de neutrale rente marginaal van 2,9% naar 3%, wat mogelijk niet het einde is van de opwaartse bijstelling. De 'dot plots' van de Fed suggereren ook dat de Fed verwacht dat het komende Amerikaanse beleid inflatoir zal zijn, zoals blijkt uit de aanzienlijke opwaardering van de (kern)inflatieverwachting voor 2025, met 0,4 procentpunt voor de PCE-kerninflatie en 0,3 procentpunt voor de PCE-kerninflatie. Dit bevestigt de inschatting van de impact van de tarieven door KBC Economics.
Door de correlatie met het Fed-beleid en via de link van de verzwakte euro ten opzichte van de dollar zijn ook de marktverwachtingen voor de beleidsrente van de ECB havikser geworden en in de richting van het scenario van KBC Economics geschoven, dat verdere renteverlagingen verwacht om een cyclische bodem van 2,00% te bereiken. In tegenstelling tot het verwachte Fed-beleid beschouwen wij dit als een neutraal tarief of zelfs enigszins accommoderend. Daarom verwachten we dat de ECB haar beleidsrente in 2026 weer zal verhogen naar neutraal (2,50%) zodra duidelijk wordt dat de gevreesde recessie in 2025 niet zal zijn uitgekomen.
QT-cyclus niet synchroon
De aanhoudende kwantitatieve verkrapping (Quantitative Tightening, QT) in de VS heeft geleid tot een verdere afname van het liquiditeitsoverschot in het Amerikaanse financiële systeem. Een indicator hiervoor is de voortdurende daling van de volumes die banken plaatsen in het Reverse Repo-programma van de Fed. Om het toenemende risico van een onverwacht liquiditeitstekort het hoofd te bieden, zal de Fed naar verwachting binnenkort een verdere tapering van haar QT aankondigen. Dit zou de tweede keer zijn, na mei 2024, dat een dergelijke tapering van QT zou plaatsvinden, en het zou een enigszins drukkend effect hebben op de langetermijnobligatierente.
In tegenstelling tot de Fed heeft de ECB het tempo van haar balansnormalisatie in januari 2025 opgevoerd door alle herinvesteringen van vervallende activa van haar PEPP-portefeuille te beëindigen. Met andere woorden, er is momenteel niet alleen een divergentie tussen beide centrale banken wat betreft hun rentebeleid, maar ook wat betreft hun kwantitatieve beleid.
Flexibele PEPP-herinvesteringen niet langer beschikbaar voor ECB, maar haar TPI zou moeten volstaan
We bevestigen ons scenario voor de obligatiespreads ten opzichte van Duitsland binnen de EMU. Die zullen de komende kwartalen naar verwachting min of meer stabiel blijven en hun piek ligt allicht achter ons. Dit ondanks het feit dat een toenemend aantal lidstaten van de eurozone niet in staat is om een stabiele meerderheidsregering te vormen, een formele begroting goed te keuren, of beide. Terwijl de Spaanse spread momenteel licht daalt dankzij de relatief gunstige economische fundamentals, is het neerwaartse potentieel voor de Franse spread op de middellange termijn mogelijk beperkter dan eerder verwacht vanwege de meer hardnekkige fundamentele politieke risico's, waaronder de mogelijke gevolgen van de presidentsverkiezingen in 2027.
Vanuit het oogpunt van de ECB zijn de flexibele herbeleggingen van het PEPP (in termen van de keuze van activaklasse, land en tijd) niet langer beschikbaar als instrument om desgewenst de spreads binnen de EMU in toom te houden. De resterende optie voor de ECB om het transmissiebeschermingsinstrument (TPI) te activeren lijkt evenwel voldoende geloofwaardig voor de markt.
2025: moeilijk en onzeker in de eurozone
De economische uitdagingen in de eurozone werden in de loop van 2024 steeds scherper en pijnlijker zichtbaar. Het gaat onder meer om relatief hoge energiekosten in een context van grote energieonzekerheid en -afhankelijkheid, gekoppeld aan nog altijd ambitieuze vergroeningsdoelstellingen, nieuwe technologieën en oprukkende artificiële intelligentie, (de dreiging van) wereldwijde handelsconflicten en protectionisme. In deze context is er dringend behoefte aan doortastende overheidsinitiatieven op Europese schaal als antwoord op het concurrentieverstorende (industrie)beleid van andere economische grootmachten (o.a. China en de VS). Dit wordt evenwel bemoeilijkt door de toenemende politieke instabiliteit in verscheidene EU-lidstaten. De grote economische transformaties dragen aan het begin van 2025 bij tot een overwegend zwak ondernemersvertrouwen, vrij sombere consumenten en toenemende twijfel of de opmerkelijk sterke veerkracht waarvan de arbeidsmarkt in de voorbije jaren blijk heeft gegeven, stand zal houden.
De uitdagingen stellen vooral de Europese industrie op de proef. Volgens cijfers van de Wereldbank lag de output van de industrie (verwerkende nijverheid, mijnbouw en nutsvoorzieningen), uitgedrukt in constante Amerikaanse dollar, in oktober 2024 wereldwijd bijna 17% hoger dan gemiddeld in 2017 (zie figuur 6). In China bedroeg de groei over deze periode evenwel bijna 50%, terwijl er in Duitsland – het industriële hart van Europa – een terugval van ongeveer 15% was. Ook de andere grote eurolanden – net als Japan trouwens – kenden een min of meer grote terugval, terwijl de VS-industrie sinds 2018 standhield. De Belgische industrie is in de vergelijking een buitenbeentje: ze bleef relatief stevig vóór de pandemie en kreeg tijdens de pandemie een gigantische, maar tijdelijke boost door de productie van coronavaccins, waarna sinds midden 2023 een stagnatie volgde, evenwel op een beduidend hoger relatief (in vergelijking met 2017) outputniveau.

De industriële malaise, gekoppeld aan het vooruitzicht van handelsconflicten na het aantreden van president Trump in de VS, zetten een domper op de vooruitzichten voor de economische groei in 2025. De indicator van het vertrouwen bij de aankoopdirecteuren (PMI) in de verwerkende nijverheid is in december 2024 opnieuw lichtjes gedaald (en belandde op het laagste peil van 2024), terwijl de resultaten van de enquêtes van de Europese Commissie (EC) in de industrie na de bemoedigende verbetering in november opnieuw uitgesproken verslechterden in december. Vooral in Duitsland, maar in toenemende mate ook in het door bestuurloosheid geplaagde Frankrijk, is het vertrouwen in de industrie heel zwak.
Een half jaar na de eerste verlaging van de ECB-beleidsrente blijft het intussen wachten op een significante verbetering van het sombere vertrouwen in de doorgaans rentegevoelige bouwsector. Gelukkig is de scherpe terugval, in november, van het vertrouwen bij de aankoopdirecteuren in dienstensectoren in december helemaal ongedaan gemaakt. Ook de indicator van de EC over het vertrouwen in de dienstensectoren verbeterde. Dat ondersteunt de verwachting dat de economie niet verder zal afglijden in een recessie, ondanks het zwakke economische momentum en laag consumentvertrouwen (zie figuur 7).

We handhaven dan ook onze verwachting dat de economie in de eurozone zich nog lange tijd tegen een lusteloos groeitempo van minder dan 1% blijft voortslepen. We verwachten pas naar het jaareinde toe en in de loop van 2026 een – al bij al beperkte – groeiversteviging. Een en ander zal zich vertalen in een groei van het reële bbp van de eurozone van naar verwachting 0,7% in 2025, evenveel als in 2024, en 1,0% in 2026.
Amerikaanse economie blijft sterk presteren
De Amerikaanse economie blijft solide. Dit is het duidelijkst op de arbeidsmarkt. Volgens het jobrapport van december kwamen er die maand 256.000 banen bij, terwijl de werkloosheidsgraad daalde van 4,2% naar 4,1%. Bovendien nam het aantal deeltijdse werkers om economische redenen aanzienlijk af. Verder nam ook het aantal vacatures in november weer toe. Het enige negatieve arbeidsgerelateerde nieuws was de aangehouden daling van het vertrekpercentage, dat doorgaans samenhangt met een hogere werkloosheid (zie figuur 8). Een laag vertrekpercentage wijst erop dat werknemers aarzelen om hun huidige baan op te zeggen, mogelijk omdat ze zich zorgen maken over de beschikbaarheid van ander werk.

Dankzij de gezonde arbeidsmarkt en de aanhoudende groei van het reëel beschikbare inkomen hebben consumenten voldoende bestedingsruimte. De persoonlijke consumptieve bestedingen (PCE) stegen in november met 0,3%. De sterke groei van de autoverkopen in december was eveneens een goed teken. Het consumentenvertrouwen toonde aan dat de burgers positief blijven over de huidige economische omstandigheden. De subindices inzake de verwachtingen verslechterden evenwel, wat suggereert dat consumenten zich toch zorgen maken over de gevolgen van mogelijke handelstarieven. Het algemeen ondernemersvertrouwen steeg ook, hoewel dit vooral gold voor de dienstensector (die minder last zal hebben van stijgende tarieven). Zelfs productie-indicatoren, zoals de bestellingen voor kapitaalgoederen, verbeterden recent.
Gezien het aanhoudende economische momentum verhogen we onze groeiprognose voor de Amerikaanse economie voor 2025 van 1,7% naar 1,9%. De aanpassing is het gevolg van een opwaartse herziening van onze kwartaalgroeicijfers voor Q4 2024 en Q1 2025. We verwachten dat handelstarieven en een strenger migratiebeleid het economische momentum in latere kwartalen van 2025 en ook volgend jaar zullen vertragen. Voor 2026 voorspellen we daarom een bbp-groei van 1,8%, wat lager is dan de potentiële groei.
Chinese groei in 2025 gedomineerd door overheidsinterventie en handelstarieven
De Chinese economie bevond zich vorig jaar opnieuw in moeilijk vaarwater. De aanhoudende problemen in de vastgoedsector, de financieringscrisis bij lokale overheden en de slabakkende arbeidsmarkt zetten een rem op de binnenlandse vraag en de investeringen. Daarnaast werd er ook een recordaantal handelsbelemmerende maatregelen uitgevaardigd tegen China in 2024, waaronder invoertarieven op elektrische wagens. Vaak hadden deze als doel de eigen industrie van de initiatiefnemende landen te beschermen tegen de dumping van zwaar gesubsidieerde Chinese producten.
Ondanks alle nieuwe handelsbeperkingen waren de uitvoercijfers in 2024 goed. In december steeg de uitvoer nog met 10,7% ten opzichte van dezelfde maand een jaar eerder (zie figuur 9), een voortzetting van de sterke prestaties eerder in het kwartaal. De sterke uitvoercijfers kunnen deels worden verklaard door de verwachting dat de VS onder president Trump hogere invoerheffingen zullen opleggen aan China. Dit heeft veel bedrijven ertoe aangezet hun voorraden naar het buitenland te verplaatsen en uitvoerbestellingen versneld te leveren. De invoer nam eveneens toe in december (+1,0%), maar deze stijging volgde op twee maanden van sterk negatieve groei (-2,3% in oktober en -3,9% in november). Ook voor de invoer kan er een Trump-effect hebben gespeeld, namelijk via een toegenomen vraag naar (productieapparatuur voor) halfgeleiders uit vrees voor strengere uitvoercontroles door de VS. Omwille van de sterke uitvoercijfers en de zwakke invoergroei verwachten we een sterk positieve bijdrage van de netto uitvoer aan het bbp in het laatste kwartaal van 2024.

Of de toegenomen invoergroei het gevolg is van een duurzaam herstel van de binnenlandse vraag moet nog worden bevestigd in de komende maanden. Ook vanuit de hoek van het ondernemersvertrouwen kwam er in december alvast een voorzichtig positief signaal dat de binnenlandse vraag uit het dal aan het kruipen is. Zo steeg de indicator van het vertrouwen bij de aankoopdirecteuren (PMI) in de dienstensector naar 52,2, het hoogste niveau sinds mei 2024, dit dankzij een toename van de binnenlandse bestellingen. In de verwerkende nijverheid daalde de PMI van 51,5 naar 50,5. Hoewel dit cijfer nog altijd nipt wijst op een expansie, toont de daling wel dat de ongerustheid over de externe omgeving toeneemt.
Voor 2025 verwachten we dat de binnenlandse vraag zal aantrekken, omdat de Chinese regering in december herhaalde dat zij de consumptie en investeringen dit jaar krachtig wil stimuleren via het begrotingsbeleid. Vorig jaar werden er al een hele reeks stimulerende begrotingsmaatregelen uitgevaardigd, maar die focusten vooral op de aanpak van de verdoken schuld van lokale overheden en hadden weinig impact op de binnenlandse vraag. Voor 2025 wordt een grote golf nieuwe maatregelen verwacht waarvan een eerste reeks begin januari werd aangekondigd. Deze omvatte een uitbreiding van het inruil-programma voor consumptiegoederen, een grootschalig subsidieprogramma voor bedrijfsmaterieel en een niet-verwachte loonsverhoging voor overheidspersoneel.
Ook vanuit monetaire hoek werden er vorig jaar maatregelen genomen, waaronder een verlaging van de reservevereisten voor banken en een daling van de monetaire beleidsrente (7 day repo rate). We verwachten dat de versoepeling van het monetaire beleid in de komende maanden zal worden voorgezet, zowel via renteverlagingen als via indirecte maatregelen.
De totale omvang van de monetaire en budgettaire stimuli zullen in sterke mate afhangen van de groeidoelstelling die de overheid zal nastreven. Deze doelstelling zal in maart worden aangekondigd tijdens de Two Sessions, de jaarlijkse plenaire zittingen van de twee belangrijkste politieke organen van het land. Hoe ambitieuzer de doelstelling, hoe meer de overheid de economie zal moeten stimuleren. De dreiging van nieuwe invoertarieven tijdens het presidentschap van Trump zorgt voor grote onzekerheid en bemoeilijkt de oefening waar de Chinese overheid voor staat.
Omwille van het nieuw aangekondigde stimuleringspakket en rekening houdend met de onzekerheid over de internationale handelsomgeving, verhogen we ons vooruitzicht voor de reële bbp-groei in China voor 2025 voorzichtig van 4,4% naar 4,5%. De inflatievooruitzichten werden licht neerwaarts aangepast, op basis van de inflatiecijfers van december, naar 0,2% voor 2024 en 0,7% voor 2025.
Voetnoten
1/ Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Nederland, Griekenland en Oostenrijk. Samen vertegenwoordigen zij 85% van de werknemers in de eurozone. Een kleine helft ervan valt onder de cao’s opgenomen in de wage tracker. Die geeft volgens de ECB daarmee een representatief beeld van de feitelijke loonontwikkeling in het geheel van de economie.
Alle historische koersen/prijzen, statistieken en grafieken zijn up-to-date, tot en met 13 januari 2025, tenzij anders vermeld. De verstrekte posities en prognoses zijn die van 13 januari 2025.