Geen nieuwe ‘whatever it takes’…
'Whatever it takes’. Met dit engagement naar de markten maakte voorzitter Draghi zich onsterfelijk en geliefd op de markten. Om de coronacrisis in te perken, hoopten die markten gisteren dat zijn opvolgster, Christine Lagarde een soort ‘whatever it takes in het kwadraat’ zou afleveren. Een bijna onmogelijke taak, zeker gezien de schamele munitie die de ECB nog overhoudt na eerdere acties om de economische motor aan de praat te houden. Dat bleek ook uit de marktreactie. Die moeten we kwalificeren als een ‘getelefoneerde’ ontgoocheling.
Eerst even naar de beslissing zelf. Vooreerst hield de ECB de beleidsrentes onveranderd, ook al verdisconteerde de markt een renteverlaging met 10 basispunten. We vinden het begrijpelijk dat de ECB niet mee stapt in de vraag om versoepeling tegen elke prijs. Eigenlijk zat niemand te wachten op nog dieper negatieve rentes (depositorente nu -0.50%). Wie of wat zou dat helpen? Een centrale bankier mag natuurlijk nooit formeel toegeven dat de absolute bodem in het rentebeleid bereikt is. De ECB nam wel andere, doelgerichte, maatregelen. Zo worden de voorwaarden van de lange termijn financieringsoperaties (TLTRO’s) verder versoepeld (een lagere rente) voor de periode tot juni 2021. De ECB zet haar obligatie-aankoopprogramma van €20 miljard/maand voort, maar maakt een extra bedrag van €120 miljard vrij voor additionele aankopen tussen nu en het einde van het jaar. De ECB liet niet in haar kaarten kijken over hoe ze die aankopen zal spreiden (bedrijfs- vs overheidsobligaties). Hier verwachtte de markt meer duidelijkheid. Lagarde zei dat ze de ruimte van het aankoopprogramma flexibel zalgebruiken, maar gaf ook aan dat de centrale bank niet ten gronde zal afwijken van de bestaande regels/beperkingen. Lees: we gaan niet disproportioneel veel Italiaanse of andere perifere obligaties kopen. Lagarde liet zich tijdens de persconferentie bijzonder ongelukkig ontvallen dat het niet de taak van de ECB is om de kredietrisicopremies van bepaalde landen laag te houden. Dat had ze beter niet gedaan.
De markten waren al niet onder de indruk en de Europese beurzen en perifere obligaties doken verder in het rood. In een interview later op de dag probeerde Lagarde die uitspraken te nuanceren, maar het kwaad was geschied. De ECB-voorzitster zei ook meermaals dat de fiscale overheden/regeringen in deze crisis het voortouw moeten nemen. Dat is ook zo, maar de markten zagen dat alleen maar als een illustratie dat de ECB niet veel meer kan en/of wil doen.
Opvallend: in tegenstelling tot de voorbije dagen was het niet de euro, maar opnieuw de dollar die profiteerde van de crisisomgeving. Niet alle marktbewegingen hebben op dit ogenblik een logische verklaring (bv. goud nam gisteren ook een duik). In een context waar investeerders vooral liquide assets opzoeken, heeft de dollar nog steeds een voordeel ten aanzien van de euro (en de yen). Een andere verklaring kan zijn dat de markt vreest dat de coronacrisis ook opnieuw vragen oproept binnen de EU over wie wat gaat (moeten) betalen, zoals tijdens de eurocrisis. Kort na de ECB-beslissing kondigde ook de Fed verregaande maatrelen aan om de marktliquiditeit te ondersteunen. De dollar verloor daarop beperkt terrein maar is blijkbaar toch nog steeds iets beter gepositioneerd als ultieme veilige haven in een context van extreme stress. Vlotte verhandelbaarheid is hierbij het opperste beoordelingscriterium.
Peter Wuyts, KBC Marktenzaal