Economie versus volksgezondheid: valse tegenstelling

Onderzoeksrapport

Lees de publicatie hieronder of klik hier om de PDF te openen

Ondanks alle goede voornemers heeft de (Westerse) wereld een tweede golf van de covid-19-pandemie niet kunnen voorkomen. Het misleidende karakter van de exponentiële toename van het virus speelt daarin een rol. Exponentiële groei zorgt op termijn voor een gigantische toename, maar in het begin valt die nauwelijks op of alarmeert ze niet. Maatregelen om de verspreiding van het virus af te remmen worden uitgesteld wegens hun sociaal-economische kost. Toch is er geen fundamentele tegenstelling tussen volksgezondheid en economie. Zonder volksgezondheid is geen bloeiende economie mogelijk. Snel en doortastend ingrijpen om een opflakkerende epidemie in de kiem te smoren, samen met maatregelen om de economische continuïteit te vrijwaren zijn dan ook essentieel. Mutatis mutandis kunnen hierbij lessen worden getrokken uit de doortastende manier waarop de Amerikaanse en Duitse centrale bank de inflatieopstoot na respectievelijk de tweede olieschok in de jaren 70 van vorige eeuw en de Duitse eenmaking hebben teruggedrongen. Ook inflatie is immers een exponentieel fenomeen. 

18 triljoen rijstkorrels

De (Westerse) wereld worstelt met de beheersing van de covid-19-pandemie. Er zijn veel redenen waarom ondanks alle goede voornemens een tweede besmettingsgolf niet is voorkomen. De manier van overdracht van het virus, bijvoorbeeld, is voorwerp van voortschrijdend inzicht. 

Dat de overdracht volgens een exponentiële curve verloopt is evenwel duidelijk. Van dat inzicht kan het anti-coronabeleid gebruik maken. Helaas blijkt dat in de praktijk niet zo eenvoudig. Dat heeft te maken met het misleidend karakter van exponentiële groei. Hij zorgt op termijn voor een gigantische toename. Maar in het begin valt die nauwelijks op of alarmeert ze niet. Daardoor verrast het resultaat, hoewel het tamelijk goed voorspelbaar was.

Het verhaal van de bedenker van het schaakbord maakt dit duidelijk. Toen de bedenker eeuwen geleden zijn uitvinding aan de koning voorstelde, was de koning volgens het verhaal zo enthousiast dat hij de bedenker toeliet zelf zijn beloning te bepalen. Het moest wel een ‘redelijke’ beloning blijven. De bedenker stelde voor om in rijstkorrels te worden betaald. Het aantal zou als volgt worden bepaald: één korrel voor het eerste vak van het schaakbord, twee korrels voor het tweede vak, vier voor het derde, acht voor het vierde, enzovoort. Elk volgend vak zou twee keer zoveel opleveren als het vorige. 

Aanvankelijk lachte de koning de bedenker uit. De koning vond dat de bedenker met een té bescheiden beloning vrede nam. Hij had immers niet door dat hij ruim 18 triljoen rijstkorrels zou moeten betalen (figuur 1). Dat is een miljard keer ruim 18 miljard rijstkorrels, een berg rijst die de Mount Everest zou doen verbleken en een veelvoud van de toenmalige wereldproductie. 

De koning was beet genomen door het misleidende karakter van exponentiële groei. Met de verdubbeling op elk volgend vak van het schaakbord liggen er op het einde van de eerste rij nog altijd maar 255 rijstkorrels op het bord. Door de tweede rij te vullen loopt dat aantal op tot iets meer dan 65.000. Dat is veel, maar nog altijd een bevattelijk aantal. Halverwege het bord is het aantal gestegen tot 4,3 miljard rijstkorrels. Dat lijkt al gigantisch veel, maar is op een grafiek nauwelijks merkbaar (figuur 1). Het zinkt immers in het niets vergeleken met de hoeveelheid rijst die de verdere verdubbelingen op de tweede helft van het bord opleveren.

Voorspelbare verrassingen

Virussen verspreiden zich exponentieel en zijn daardoor 'voorspelbaar verrassend'. Zolang er tegen het covid-19-virus geen afdoend medisch verweer bestaat, moet de exponentiële verspreiding ervan vooral door een beperking van menselijke contacten worden afgeremd. Vanuit epidemiologisch perspectief lijkt het vrij duidelijk dat drastische lockdownmaatregelen daartoe het meest effectief zijn. Maar die botsen met de persoonlijke vrijheid en hebben een hoge sociaal-economische kost. Daardoor is er grote weerstand tegen strikte maatregelen, althans zolang de cijfers niet alarmeren.  

Té soepele maatregelen laten echter vrij spel aan het virus. Hier komt het misleidende karakter van exponentiële groei om de hoek kijken. In de initiële fase van de toename blijft het aantal besmettingen al bij al beperkt. Het is onvoldoende alarmerend en creëert geen draagvlak om sociale contacten te beperken. Bijgevolg kan het virus zich ‘rustig’ verder verspreiden. 

Zolang niet té veel virus circuleert, zijn testen, contactopsporing  en selectieve quarantaine relatief zachte maatregelen om de verspreiding te beheersen. Maar die aanpak is (vooralsnog) niet ongelimiteerd beschikbaar. Met oplopende besmettingen botsen ze op capaciteitslimieten. Zo breekt een belangrijke verdedigingsdam tegen de epidemie. De alarmbellen gaan echter pas echt af, wanneer het medisch apparaat dreigt te bezwijken onder het aantal coronazieken.

Is er keuze?

De keuze van de juiste strengheid van maatregelen in de anti-coronastrategie wordt soms gezien als de zoektocht naar een evenwicht tussen drie doelstellingen: (1) vrijwaring van de persoonlijke vrijheid, (2) beperking van de sociaal-economische kost van de maatregelen en (3) voorkoming van een overbelasting van het medisch apparaat. Anderen wijzen op de onverzoenbaarheid van de drie doelstellingen. Zoals in de managementdriehoek, moet dan één doelstelling ondergeschikt worden gemaakt aan de twee andere en moet het beleid consequent die keuze respecteren. Een overbelasting van het medisch apparaat voorkomen vergt een beperking van de individuele vrijheid of de acceptatie van een hogere sociaal-economische kost. Wordt absoluut voor de vrijwaring van de persoonlijke vrijheid gekozen en geen sociaal-economische kost getolereerd, dan volgt onvermijdelijk een hoge gezondheidstol. 

De vraag kan echter worden gesteld of de exponentiële dynamiek van het virus überhaubt ruimte laat voor zinvolle keuzes. Overweeg, bijvoorbeeld, de afweging tussen maatregelen om de verspreiding van het virus af te remmen en het vermijden van sociaal-economische kosten. Als mensen door een gebrek aan maatregelen ziek worden of besmet geraken kunnen scholen en bedrijven niet op volle capaciteit draaien. De pandemie creëert dus ook zonder die maatregelen sociaal-economische kosten. Hoe meer zieken en besmette mensen, hoe hoger die oplopen. Maatregelen om besmettingen tegen te gaan creëren desgevallend wel onmiddellijke sociaal-economische kosten, maar helpen ook om die op termijn te voorkomen. 

Onderzoek tijdens de eerste golf wees uit dat de onmiddellijke economische kost van de pandemie niet enkel door de lockdownmaatregelen wordt veroorzaakt, maar ook door de dynamiek van het virus zelf. Bij een opflakkering van het virus beperken mensen vrijwillig en los van de genomen preventiemaatregelen hun mobiliteit en bijgevolg ook hun koopgedrag (zie KBC Economisch Onderzoeksrapport van 17 september 2020). 

De tweede golf in België lijkt dat te bevestigen. In oktober heeft die volgens de mobiliteitsgegevens van Google al gezorgd voor een daling van de verplaatsingen voor ontspanning en winkelen, vóór de lockdown van kracht werden (figuur 2). De enquêtes van de Economic Risk Management Group wezen al in de tweede helft van oktober op een stagnatie van het economisch herstel en op een forse toename van ziekteverzuim als een productiebelemmerende factor. Omgekeerd heeft de strenge en krachtdadige reactie tegen de opflakkering van het virus eind juli in Antwerpen niet verhinderd dat de economie in het derde kwartaal van 2020 verrassend sterk is gegroeid.  

 

Alvast de keuze tussen maatregelen om het virus in te dijken en het vermijden van sociaal-economische kosten lijkt dus in zekere mate vals. We laten hier in het midden welke invulling van persoonlijke vrijheid er mogelijk is, als door een uit de hand gelopen pandemie achter elke hoek besmettingsgevaar dreigt.

Zonder volksgezondheid bestaat geen bloeiende economie. Zolang er tegen het virus geen afdoend medisch verweer is, ondersteunen maatregelen die de verspreiding ervan onder controle houden, dus ook de economie. Het exponentiële karakter van de verspreiding van het virus vergt dat die maatregelen snel en doortastend worden genomen. Zoals elke overheidsinterventie, moeten de maatregelen efficiënt en effectief zijn. De sociaal-economisch kost kan dan allicht relatief beperkt worden, als compenserende maatregelen de economische continuïteit vrijwaren. Talmen uit vrees voor de onmiddellijke kost dreigt de latere kost evenwel hoger te doen oplopen. 

Leren van het monetair beleid?

Twee historische voorbeelden van de strijd tegen inflatie kunnen in dit verband misschien verhelderend zijn. Ook inflatie is exponentieel. Ze meet de (jaarlijkse) stijging van het algemene prijspeil in een economie. Die stijging moet beperkt en stabiel worden gehouden. Zoniet dreigt inflatie de economie te ontwrichten. Dat heeft de ervaring met uit de hand gelopen of zogenaamde galopperende inflatie geleerd, bijvoorbeeld in het naoorlogse Duitsland. Daarom is in zeer veel landen het nastreven van een niet al te hoge, stabiele inflatie (een van) de belangrijkste doelstelling(en) van de centrale bank. 

De huidige deflatoire omgeving heeft de herinnering allicht wat doen vervagen, maar er zijn periodes geweest waarin het afremmen van een oplopende inflatie drastisch ingrijpen van de centrale bank heeft uitgelokt. Toen de tweede olieschok aan het einde van de jaren 70 van vorige eeuw de inflatie in de VS deed oplopen van 5% eind 1976 tot bijna 15% in de lente van 1980, verviervoudigde de Amerikaanse centrale bank haar beleidsrente tot 20%. Ruim tien jaar later joeg de economische boom na de Duitse eenmaking de Duitse inflatie naar bijna 5%, ruim het dubbele van de doelstelling van de Bundesbank. Prompt trok die haar beleidsrente drastisch op tot bijna 10%. 

In beide gevallen hing aan deze drastische bijstelling van het monetair beleid een serieus kostenkaartje. Zowel in de VS als tien jaar later in Duitsland tuimelde de economie in een diepe recessie met hoge werkloosheid. De Duitse renteverhoging stortte bovendien het toenmalige Europese systeem van wisselkoersafspraken (het EMS) in een existentiële crisis, nota bene slechts enkele maanden na de ondertekening in Maastricht van het verdrag dat het pad naar de Europese muntunie effende.

In beide gevallen waren de beslissingsnemers overtuigd dat de economische kost van de beslissing op korte termijn opwoog tegen de schade die op termijn te verwachten viel, als de beslissing niet werd genomen. Het beleid had voor- en tegenstanders. De geschiedenis heeft ondertussen uitgewezen dat de gevreesde ontsporing van de inflatie er niet is gekomen. De kost op lange termijn is dus vermeden. Of dat ook met een geringere kost op korte termijn had gekund, kan niet met zekerheid worden achterhaald. Het is het lot van economen dat zij niet over een laboratorium beschikken om na te gaan hoe de wereld er zou uitzien onder alternatieve beleidsbeslissingen. 

Elke vergelijking loopt een beetje mank. In de historische voorbeelden was de boosdoener een economisch probleem. In de huidige crisis komt de boosdoener van buiten de economie. Mutatis mutandis tonen de voorbeelden wel dat als de boosdoener op exponentiële wijze schade dreigt aan te richten, het de moeite kan lonen om een sociaal-economische kost op korte termijn te aanvaarden. De tegenstelling tussen economie en volksgezondheid wordt dan vals. Omdat de boosdoener nu van buiten de economie komt, is het aangewezen om de sociaal-economische schade van de strijd ertegen zoveel mogelijk te beperken met een begeleidend beleid dat op economische continuïteit is gericht.

Disclaimer:

Alle meningen in deze publicatie vertegenwoordigen de persoonlijke mening van de auteur(s). Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. Duurzaamheid maakt deel uit van de algemene bedrijfsstrategie van KBC Groep NV (zie https://www.kbc.com/nl/duurzaam-ondernemen.html). We houden rekening met deze strategie bij de keuze van de onderwerpen voor onze publicaties, maar een grondige analyse van de economische en financiële ontwikkelingen vereist het bespreken van een bredere waaier aan onderwerpen. Deze publicatie valt niet onder de noemer ‘onderzoek op beleggingsgebied’ zoals bedoeld in de wet- en regelgeving over de markten voor financiële instrumenten. Elke overdracht, verspreiding of reproductie, ongeacht de vorm of de middelen, van de informatie is verboden zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van KBC Groep NV. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan.

Gerelateerde publicaties

Geen monetaire brexit

Geen monetaire brexit

Bank of England steekt hand in eigen boezem

Bank of England steekt hand in eigen boezem

IMF verwacht traag en oneven herstel

IMF verwacht traag en oneven herstel

België op het appel bij Fitch

België op het appel bij Fitch