Van Trump even naar de kalender

Amerikaans president Trump loste ondertussen een eerste salvo aan tarieven. Sommige kogels waren losse flodders (Canada, Mexico), andere raak (China). Het handelsnarratief kent nog vele hoofdstukken, waaronder ongetwijfeld een Europees, maar het opgewaaide stof gaat voorlopig liggen. We maken daarvan gebruik om de aandacht te verleggen naar een onterecht onderbelichte economische kalender.
De ECB verminderde vorige week de beleidsrente tot 2.75%. De cumul sinds juni vorig jaar bedraagt daardoor een substantiële 125 bpn. Hoeveel bewegingsruimte heeft de Europese centrale bank nu eigenlijk nog? Deze week levert een deel van het antwoord. Afgelopen maandag werden Europese inflatiecijfers gepubliceerd. De prijzen stegen in januari met 2.5% op jaarbasis. Die maatstaf stijgt de komende maanden door alleen al op het conto van energie. Maar ook gezuiverd voor die component (en voeding) bleef onderliggende inflatie hardnekkig hoog, op 2.7%. Dat is al sinds september 2024 zo. Ter vergelijking: in de periode na de schuldencrisis en voor de pandemie bedroeg de kerninflatie gemiddeld 1%. Dit is de veruitwendiging van het nieuwe, structureel hogere inflatieregime. De wortels daarvan vinden we terug in de omvangrijke en arbeidsintensieve dienstensector. Inflatie kabbelt er al meer dan een jaar rond de 4%, gestut door aanhoudend sterke loongroei. Ook dat is ver boven het vroegere gemiddelde. We verwachten dat dit de komende maanden ook zo blijft. De zopas vrijgegeven loonindicator van de ECB hint op een verdere groei van minstens 4.5% in de eerste jaarhelft van 2025. De piek voor corona bedroeg 2.21% (2019kw1). Een uitgevlakte maatstaf blijft zelfs voor het volledige jaar ver boven de pre-pandemische niveaus. Het derde puzzelstukje van deze week volgt aanstaande vrijdag. ECB-bollebozen geven dan een bijgewerkte inschatting van de neutrale rente vrij. Die theoretische evenwichtsrente bakent de grens af tussen een ondersteunend (ECB-rente < neutraal) dan wel remmend (> neutraal) monetair beleid. De schattingen van diverse ECB-gouverneurs liggen grosso modo tussen 1.75% en 2.5%. De ondergrens stemt volgens een ECB-studie in 2024 overeen met het niveau van voor de pandemie en veronderstelt dat er sindsdien niets in de wereld veranderde. Dat is meer dan een brug te ver. Wij neigen naar >2%. Dat betekent dat de ECB na maart (2.5%) in principe nog één of twee renteverlagingen rek heeft vooraleer ze zich in groei- (en dus inflatie-)ondersteunend gebied bevindt. De markt ziet daar geen graten in en gaat uit van 1.75% eind dit jaar. Dat gaat los voorbij aan de gewijzigde inflatierealiteit.
De Verenigde Staten eisen eveneens hun plek op. Dat begon al maandag, met het ISM-bedrijfsvertrouwen uit de verwerkende nijverheid. De sector knoopte voor het eerst sinds oktober 2022 opnieuw met groei aan (50.9 van 49.2). Een gevoelige toename van de vraag joeg de productie aan, versterkt doordat bedrijven na twee jaar niet langer kunnen teren op stocklevering. Zelfs de tanende Europese industrie nadert dit kantelpunt langzaam maar zeker. De prijsdruk in de sector neemt toe en speelt recht in de kaarten van het lange rente status quo waar de Fed vorige maand en individuele beleidsmakers deze week op alludeerden. Later vandaag volgt nog de ISM-indicator voor de dienstensector. De aandacht gaat na de uitschuiver in het aantal openstaande vacatures gisteren ook naar het ADP-tewerkstellingsrapport vanmiddag. Dat dient als voorproefje op het officiële cijfer (payrolls) op vrijdag.
Marktverwachtingen van de ECB-beleidsrente gaan te ver
