Maart? Mei? Juni!

Fed-voorzitter Powell gaf markten in januari de wijze raad mee dat de Fed in maart de rente nog niet zou verlagen. De Amerikaanse centrale bank wou meer bewijs dat inflatie effectief richting/beneden de 2% inflatiedoelstelling daalde. In een tv-interview met CBS verduidelijkte hij zijn standpunt. De verbetering in de inflatiecijfers hoeft niet aan hetzelfde tempo te gaan als in 2023, maar ze moet wel standhouden. Hetzelfde geldt voor de Amerikaanse arbeidsmarkt die van roodgloeiend naar normaal evolueerde. Markten begrepen de waarschuwing en richtten het vizier van maart naar mei voor een eerste renteverlaging.
Eén reeks arbeidsmarkt- en inflatiecijfers later haalt diezelfde rentemarkt opnieuw bakzeil. Begin februari publiceerde het Bureau of Labour Statistics ijzersterke payrolls voor de maand januari (+353k), inclusief opwaartse herzieningen voor H2 2023 en gepaard met toenemende loondruk. Gisteren versnelden zowel hoofd- als onderliggende kerninflatie voor januari tot respectievelijk 0.3% m/m en 0.4% m/m. De j-j-vergelijking daalde van 3.4% tot 3.1% (ipv de verhoopte 2.9%) terwijl de onderliggende kerninflatie stabiliseerde op 3.9% (vs 3.7% consensus). Bovendien toonden details vooral een (ongewenste) versnelling in diensteninflatie (+0.7% m/m). Huisvestingskosten zijn de hoofdschuldige, maar ook bijvoorbeeld in de medische en recreatiesector nam de prijsdruk opnieuw toe. Voedselprijzen worden steeds meer een kopzorg.
De tijd tikt tegen de (rente)markt en ze beseft het. Omdat er tussen nu en de beleidsvergadering van (1) mei amper twee extra inflatie-updates volgen, komt ze nu aan bij ons voorkeursscenario van een eerste renteverlaging in juni. Amerikaanse rentes stegen gisteren tot 20 basispunten voor een looptijd van 3 jaar. Vanuit technisch oogpunt sneuvelden belangrijke weerstandsniveau van het korte tot en met het zeer lange eind van de curve. De Amerikaanse 10j-rente sloopte bijvoorbeeld de 4.19%/4.25%-zone (vorige jaartop & 38% herstel op rentecorrectie lager tussen oktober en december). Amerikaanse beurzen kwamen in een luchtzak terecht nu ze niet langer geflankeerd worden door sterke bedrijfsresultaten. De Nasdaq corrigeerde bijna 2%. Op de wisselmarkt profiteerde de dollar van de rentesteun en het moeilijkere risicoklimaat. USD/JPY vloog gisteren door de 150-pijngrens van de Bank of Japan, wat prompt verbale interventies uitlokte. Vanochtend sneuvelt de 1.0724/12-steunzone (december low & 62% herstel op Q4 2023-stijging) tegen een bleke euro. Het jaardieptepunt van 2023 (1.0448) is de volgende referentie. Het viel gisteren op dat Britse rentes de Amerikaanse beweging gezwind volgden (mede dankzij sterke arbeidsmarktcijfers), terwijl de Europese beweging hoger met frisse tegenzin gebeurde. De divergentie tussen degelijke groei in de VS en het kabbelende momentum in Europa zorgt ervoor dat markten voorzichtig vraagtekens plaatsen bij het sequentieprincipe. In globale rentecycli bepaalt de Fed doorgaans het ritme. Het uitgangspunt is dat de ECB de beleidsrente pas zal verlagen nadat Powell en co het startschot geven. Op die manier kijken we ten vroegste naar de julivergadering voor Lagarde en co. Twijfel over die volgorde zal zich in de eerste plaats uiten in een zwakke euro.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal
EUR/USD is op weg naar 2023-dieptepunt (1.0448)
