Olie slipt richting recente bodemniveau
De prijs voor een vat ruwe Brentolie scheerde hoge toppen tijdens het economisch herstel in de nasleep van de pandemie. Maar die $100+ niveaus ogen verder weg dan ooit. De grafiek wekt weinig vertrouwen. Sinds 2023 testte de olieprijs meermaals de bodem rond $70/vat van een sluitende driehoeksformatie waarvan de technische risico’s vooral wijzen richting de breuk lager. In dat geval kijken we al snel richting $60 voor een vat ruwe olie.
Het zwarte goud staat onder druk. De prijs flakkert af en toe op en verzekert zich daarmee dikwijls van een eervolle vermelding in het voorpaginanieuws. Heel vaak vloeit die opstoot voort vanuit de situatie in het Midden Oosten. Zowat elke escalatie van het conflict in de olierijke regio drijft de prijs op uit vrees voor een verstoord aanbod. Die vrees strookt, voorlopig althans, echter niet met de werkelijkheid. De zogenaamde geopolitieke risicopremie van olie werkt bovendien in twee richtingen. Israël is niet doof voor het Amerikaanse verzoek om bij een mogelijke vergeldingsactie op Iran de olie- en nucleaire infrastructuur te ontzien. Dit nieuws stuurde Brent gisteren meer dan 4% lager.
En wat als de geopolitieke instabiliteit nu tóch uitmondt in een totaal ontregeld aanbod? Dan zijn er binnen het olieproducerende kartel OPEC(+) waarschijnlijk wel kandidaten om het tekort op te vangen (lees: het marktaandeel te vergroten). OPEC is overigens hoe dan ook van plan om de huidige productiebeperkingen vanaf december geleidelijk aan terug te schroeven. Daarmee komt het vooral tegemoet aan de groeiende frustraties binnenskamers waarbij het de fundamentele onderbouw vooral doét rijmen. De groep zette onlangs voor een derde keer op rij het mes in de verwachte globale vraag naar olie voor 2024 en 2025. Het verwacht een groei met 1.94 miljoen vaten voor dit jaar (tot 104.1 miljoen in totaal) en 1.64 miljoen vaten (105.8 miljoen) voor het volgende. Dat blijft ondanks de herziening een erg optimistische schatting. Het Internationaal Energie Agentschap (IEA), de vereniging van olieverbruikers, trok gisteren bijvoorbeeld een veel somberdere kaart. Voor 2024 en 2025 verwacht het IEA een aangroei met respectievelijk 0.84 miljoen en 1 miljoen, ver beneden het pre-pandemisch gemiddelde van 1.4 miljoen. Het waarschuwt voor een aanzienlijk overschot volgend jaar, dus tijdens volle afbouw van de OPEC-productiebeperkingen.
Nu de geopolitieke risicopremie minstens voor even naar de achtergrond verdween, domineert die vraagkant van de vergelijking. De Verenigde Staten en China zullen bepalen wie, OPEC of IEA, het uiteindelijk bij het rechte eind heeft. Het in de touwen hangende Europa laten we voorlopig buiten de beschouwing. De Amerikaanse economie koelt langzaamaan af maar haar veerkracht verraste al meermaals vriend en vijand. Ze bereidt zich voor op een zachte landing, met een gradueel minder restrictief monetair beleid als de zijwieltjes. Er is echter weinig ruimte voor fouten en de onzekerheid is groot, niet in het minst door de zowat spannendste Amerikaanse verkiezingen sinds 2000. In China ging de euforie na de barrage aan steunmaatregelen alweer liggen. Er wordt monetair gesleuteld maar Chinese rentes zijn nu al het laagst in decennia. Het antwoord ligt in het fiscaal beleid dat tot nader bericht vooral uitblinkt in vage beloftes i.p.v. concrete steun.