Belangrijke week voor de rentes en het pond

We winden er geen doekjes om: vorige week was het armoede troef wat de economische kalender betreft. Na een weliswaar zeer degelijke diensten-ISM vanuit de Verenigde Staten op maandag was het wachten op vrijdag. Dan publiceerde datzelfde land de resultaten van de jaarlijkse herziening van de inflatiecijfers. Vorig jaar gooiden opwaartse bijstellingen nog een knuppel in het hoenderhok. Investeerders waren deze keer op het ergste voorbereid. Maar de speculatie – minstens evenveel uit het ijle gecreëerd door de financiële media als economisch onderbouwd – bleek onterecht. De rode draad vorige week was vooral dat centrale bankiers, vooral van de Fed, aanhoudend een gezamenlijk front vormden tegen de te agressieve marktverwachtingen voor het rentebeleid. Dat gebeurt sinds de Fed-beleidsvergadering van 31 januari en het werpt vruchten af. De Amerikaanse geldmarkt dicht de eerste renteverlaging in mei een kans van 75% toe. Naar onze mening is dat nog steeds te vroeg, maar vergelijk het bijvoorbeeld met de jaarwissel. Toen zag de markt een eerste renteknip in maart als een gedane zaak en verrekende ze dubbel zoveel verlagingen als wat de Fed in december de wereld instuurde. Rentes herstelden vorige week gestaag voort van de correctie in november en december. De eerste weerstandsniveaus komen onder druk, zowel in de VS als Europa. Sneuvelen of niet, dat komen we mogelijk deze week te weten.
In tegenstelling tot vorige week heeft de kalender nu toch iets meer te bieden. We bereiken wel al snel het hoogtepunt met de Amerikaanse inflatiecijfers morgen. Er blijft een groot verschil tussen de algemene (verwacht sub 3%) en de onderliggende prijsreeks (3.7%). De verdere vertraging van respectievelijk 3.4% en 3.9% komt eigenlijk vooral door een hoge vergelijkingsbasis vorig jaar eerder dan forse desinflatie vandaag. De maanddynamiek voor kerninflatie wordt bijvoorbeeld verwacht op 0.3%. Historisch gezien (vanaf 2000) is dat duidelijk bovengemiddeld. In geval van een opwaartse verrassing zien we vooral risico’s voor een technische rentebreuk hoger op het lange eind van de curve. Het korte eind (2-4 jaar) is het meest gevoelig voor het Fed-rentebeleid. Maar tenzij echt materieel, schuift een bovenmaats cijfer in eerste instantie vooral de tijdslijn op en verandert het weinig aan de cumul van monetaire versoepeling. Na inflatie morgen volgen deze week nog de omzetgroei in de Amerikaanse kleinhandel (donderdag) en een belangrijke indicator van het consumentenvertrouwen (vrijdag). Als de economische data systematisch de lat verbrijzelen, wordt een breuk ook aan het korte eind toch moeilijker te vermijden.
We springen ook nog even bij onze dichtste buren in het westen. Het Verenigd Koninkrijk wordt ondergedompeld in een economisch bad. We trekken de kraan open met arbeidsmarktdata morgen. Inflatie voor januari volgt al snel op woensdag met in het zog de vierdekwartaal groeicijfers op donderdag en kleinhandelsverkopen als sluitstuk vrijdag. Het is zonder meer een belangrijke update voor het pond. EUR/GBP handelt al sinds midden vorig jaar in een enge handelsband. De afgelopen dagen vernauwde die zelfs nog en kampeerde het pond in de buurt van de 2023-2024-jaartoppen. De tanker die de Bank of England heet, zette onlangs de bocht in. Maar net zoals de ECB en Fed, is het beducht voor een te snelle pivot. Inflatie zette er in vergelijking met de eurozone later de daling in terwijl sommige indicatoren (PMI’s) wijzen op een vlottere uitbodeming. Deze week bezit het potentieel om die divergentie te bestendigen.
Amerikaanse tienjaarsrente nadert eerste belangrijke weerstand
