“Harder, better, faster, stronger”
We laten het aan eenieders verbeelding over of Daft Punk effectief op de achtergrond speelde toen de Fed in december vergaderde. Feit is wel dat de ooit populaire track het monetair beleid van de centrale bank steeds meer kenmerkt. In november kondigde ze de afbouw van de netto-obligatieaankopen a rato van een maandelijkse $15 miljard aan. Een maand later verdubbelde ze die pas en stelde ze een verstrakkende rentecyclus in het vooruitzicht. De notulen van die bewuste decemberbijeenkomst suggereerden gisteren dat de monetaire normalisatie nog een beetje sneller kan. Mag. Moet. Harder, sneller en sterker is voor een keer wellicht beter.
De Fed verwachtte in december boven-trendgroei voor de volledige beleidshorizon met uitschieters van 5,5% voor 2021 en 4% voor dit jaar. Ze maakt zich weinig zorgen om omikron en consoorten. Ze riskeren veeleer de prijzen te stuwen dan de groei te ontsporen. En inflatie wórdt al tot in 2024 boven de symmetrische 2%-doelstelling verwacht. De arbeidsmarkt herstelt vlot, getuige het op één na sterkste ADP-jobrapport van 2021 gisteren. De werkloosheidsgraad duikt volgens de Fed dit jaar tot 3,5%. Zulke statistieken verantwoorden minstens de graduele opwaartse rentecyclus van drie verhogingen dit jaar en 2023 en twee in 2024 die de centrale bank vooropstelde.
Toch schuifelde menig gouverneur op zijn stoel. Misschien op de tonen van Daft Punk, waarschijnlijk uit ongemak. Het monetair beleid blijft zelfs met de geplande renteverhogingen nog erg soepel navenant de economische vooruitzichten. De reële, voor inflatie gecorrigeerde beleidsrente wordt op geen enkel moment positief. De Fed (en wij) sluiten een versnelde rentecyclus niet uit. Uit de notulen verstaan we dat dit kan in termen van timing (maart), grootteorde (50 bpn i.p.v. de traditionele 25 bpn) of, het kan zomaar, beide.
Zelfs de afbouw van de balans belandde vorige maand al op de discussietafel. In de nasleep van de financiële crisis herinvesteerde de Fed de middelen uit vervallen obligaties tot drie jaar na het einde van de netto-aankopen in 2014. Afgemeten aan de rentecyclus, startte die kwantitatieve verstrakking twee jaar na de eerste renteverhoging. Maar historische vergelijkingen lopen in dit snel evoluerend coronatijdperk totaal mank. Met dergelijke economische vooruitzichten en omwille van de gigantische balansomvang (+/- $9000 miljard) begint dit proces allicht veel vroeger. We omcirkelen 2022. De Fed geeft dit ook zelf aan. Voor sommigen mag het al kort na de eerste renteverhoging ...
De notulen herinnerden de markt er bruut aan dat noch de economische noch de monetaire cyclus veel van de traditionele kenmerken erft. Amerikaanse rentes spurtten hoger. Het korte eind zette nieuwe cyclische toppen neer. De stijging liep op tot 7,2 bpn (3j). De geldmarkten dichten maart een kans van 80% toe voor een eerste rentezet. Het lange eind trok tot 5,8 bpn (10j) aan dankzij een reële rentestijging, een functie van het verwachte monetair beleid, van 11 bpn. De curvevervlakking gaat vandaag overigens door (1 tot >3 bpn). De tienjaarsrente brak gisteren door de eerste weerstand van 1,70%, is nu op weg naar 1,77% (apriltop 2021) en richt daarna de pijlen op 2%. De Amerikaanse dollar stelde naargelang de rentebeweging teleur. EUR/USD behield de 1,13 en doet dat, behoudens de appelflauwte tijdens de Aziatische handel, nog steeds.