Een achterhoedegevecht
De nieuwe inflatiecontext haalde zowat alle centrale banken uit hun comfortzone. Dat geldt zeker voor de Zweedse Riksbank. De bank was voorheen eerder voorstander van een iets te soepel, groei-ondersteunend beleid. In dat kader was een kroon die wat zwakker was dan je op basis van de fundamenten verwacht geen probleem. Helaas zijn de tijden veranderd. De ‘benign neglect’ houding tegenover inflatie en een zwakke munt brachten de bank in een moeilijk parket.
Na twee renteverhogingen met 50 bpn in februari en april schakelde de Riksbank vandaag terug naar 25 bpn. De beleidsrente komt op 3.75%. Die verhoging was min of meer aangekondigd in april. Toch illustreert de beleidsverklaring perfect hoe de bank Riksbank achter de feiten aanloopt. Een pijnlijk achterhoedegevecht.
De RB neemt akte van een daling van de CPIF-inflatie (met een vaste hypotheek rente) van 7.6% in april tot 6.7% in mei. Die daling kwam vooral door lagere energieprijzen. Zonder die energiedaling gaat de inflatieafkoeling tergend traag (8.2% j/j in mei). De prijzen voor diensten lopen fors op en de zwakke kroon zorgt ervoor dat hogere invoerprijzen worden doorgerekend naar de consument. Toch houdt de bank haar vooruitzicht voor de gemiddelde CPIF-inflatie dit jaar onveranderd op 5.9%. De verwachting voor volgend jaar trekt ze marginaal op tot 2.4%. In 2025 (1.8%) en 2026 (2.0%) is het inflatieprobleem voor de Riksbank van de baan. Ondanks de quasi onveranderde inflatievoorspelling voelt de Riksbank dat ze met een beleidsrente van 3.75% niet wegkomt. De rente wordt nog minstens één keer verder verhoogd. De tabel met het verwachte rentepad zet de piek in de beleidsrente nu op 4.1% (4% of 4.25% dus). Ook hier volgt de RB de weinig succesvolle aanpak van voorheen: achter de feiten aanlopen. Ter illustratie. In februari gaf de RB aan dat de rente (toen 3%) waarschijnlijk verder zou worden verhoogd tot 3.25/3.5%. In april (rente verhoogd tot 3.5%), luidde het dat een laatste verhoging tot 3.75% (in juni of september) zou volstaan. Opnieuw achterhaald dus. Om haar aanpak toch nog iets meer ‘body’ te geven versnelt de RB vanaf september de afbouw van de voorraad obligaties opgekocht in het kader van het kwantitatief monetair beleid a rato van SEK 5 mld p/maand (van 3.5 mld nu). Ze zegt er expliciet bij dat ze hoopt dat dit de kroon zal ondersteunen, al geeft ze wel onmiddellijk toe dat de beleidsrente het belangrijkste en meest efficiënte beleidsinstrument is en blijft.
Bij het lezen van de RB-beslissing/argumentatie word je overvallen door de vraag waarom de rente vandaag niet met 50 bpn werd opgetrokken. In het communiqué wordt het niet met zoveel worden gezegd, maar de vastgoedproblemen en de hoge schuldgraad van de gezinnen zijn waarschijnlijk een belangrijke factor in de aarzelende aanpak. De kroon zette onmiddellijk na de RB-beslissing alvast even een nieuw historisch dieptepunt tegen de euro (EUR/SEK 11.82). Voorlopig gaat de verkoopgolf niet door. Toch twijfelen we sterk of actie de markten zal overtuigen. De bank geeft zelf toe dat door het doortastend rentebeleid van andere centrale banken, de rentesteun voor de kroon beperkt (zeg maar rustig quasi-onbestaande) is. Het pond en de Noorse kroon zijn andere voorbeelden dat het moeilijk is de munt te ondersteunen als duidelijk is dat de centrale bank liefst niet meer doet dan het strikte minimum om de inflatie terug onder controle te brengen. De kroon heeft waarschijnlijk nog wel even wind op kop.