Markt verteert agressievere Fed goed
Een duidelijk verdict gecamoufleerd door een fluwelen boodschap. Zo leest de korte resumé van de Fed-vergadering van gisterenavond. Zonder het gebruik van harde woorden, zette Fed-voorzitter Powell duidelijk de krijtlijnen uit voor de afbouw van de netto obligatie-aankopen, terwijl nieuwe rentevoorspellingen tonen dat de Fed-balans verder kantelt van de groei-ondersteunende monetaire duiven richting de inflatie haviken.
De tijd is rijp om zeer binnenkort op maandbasis minder liquiditeit in de economie te pompen. Geef toe, klinkt beter dan “in november start de afbouw van de netto-aankopen”. “Vermoedelijk eindigt het QE-programma midden juni volgend jaar” verhult opnieuw de harde waarheid dat het aankooptempo razendsnel zal slinken. Op maandbasis afbouwen betekent bijvoorbeeld maandelijks $15 miljard minder om op die korte periode van $120 miljard tot $0 te zakken. De huidige 2:1 verhouding tussen overheidsobligaties en hypotheek gerelateerd papier blijft ten alle tijden gevrijwaard.
Fed-voorzitter Powell’s moedige pogingen om een sequentieel verband tussen het einde van QE en een eerste renteverhoging te kortwieken worden intern ondermijnd door de nieuwe rentevoorspellingen van de Fed-gouverneurs. De helft is bereid de beleidsrente eind 2022 een eerste keer op te trekken; kort na het einde van de afbouw dus en niet wanneer alle beleidsparameters op groen springen. In juni was dit kamp de grote minderheid (7 van de 18). Ook voor 2023 en 2024 toont de onderstroom binnen de Fed zich iets agressiever door twee keer 3 extra renteverhogingen naar voren te schuiven.
De reden tot extra waakzaamheid vinden we terug in de nieuwe groei- en vooral inflatievoorspellingen. Sinds december vorig jaar evolueerde de inflatieprognose voor dit jaar op kwartaalbasis als volgt: 1.8%-2.4%-3.4%-4.2%. Bovendien blijft de inflatie over de beleidstermijn boven de symmetrische 2%-inflatiedoelstelling. De oprukkende Deltavariant van het Covid-virus zorgde deze keer voor een neerwaartse herziening van het 2021-groeicijfer (5.9% van 7%) die deels gecompenseerd wordt volgend jaar (3.8% van 3.3%).
De markt reageerde niet volledig volgens het boekje. De Amerikaanse rentecurve vervlakte wel, maar steeg enkel aan het korte eind. Het lange eind verloor zowaar enkele basispunten. Het ontbreekt nog steeds aan blijvende reële rentesteun, terwijl inflatieverwachtingen wel daalden. Het verklaart ook meteen waarom de beurzen positief eindigden op een iets offensievere centrale bank. De dollar profiteerde van de rentesteun aan het korte einde en testte de EUR/USD 1.1704/1.664 steunzone. Tot een breuk lager kwam het niet. Nu het Fed-beleid weer voor minstens enkele maanden in een plooi ligt, verliest de dollar één van zijn belangrijkste voedingsbronnen. Ondanks ontgoochelende Europese PMI-bedrijfsvertrouwensindicatoren gaat het vanochtend al opnieuw richting 1.1730. Onderschat bovendien het europotentieel niet na de Duitse verkiezingen dit weekend. In een politieke wereld zonder CDU/CSU wordt de tijdelijke opheffing van het schuldplafond misschien een even rekbaar begrip als de tijdelijke inflatie-opstoot.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal