Poolse centrale bank: stabiel tot (en met?) 2020
De Poolse centrale bank hield de beleidsrente gisteren zoals verwacht ongewijzigd op 1.5%. Ze handhaaft dat niveau al sinds maart 2015 en is niet geneigd om daar in de nabije toekomst verandering in te brengen. Gouverneur Glapinski en co verdedigen al sinds vorig jaar het standpunt dat een 1e renteverhoging pas in 2020 zal volgen. Die horizont lijkt alleen maar te verlengen (“steady beyond 2020”).
Groei boven alles luidt het credo van de Poolse regering, die nauwe banden heeft met de centrale bank. Een soepel fiscaal en monetair beleid doen daarbij een stevige duit in het zakje. De Poolse centrale bank weerstond internationale druk om de beleidsrente te verhogen omwille van de Poolse groei, de sterkste in Europa. Glapinski klopt zich na de signalen van de ECB en de Fed op de borst en plaatst zichzelf, Peter Blanker’s onehitwonderneuriënd, in het rijtje der grote centrale bankiers. Hij maakte, aldus zichzelf, niet de fout om het beleid té soepel te maken (touché ECB) en ook niet om te overhaast te werk te gaan met de beleidsnormalisatie (Poolse complimenten in Washington). Dankzij die koers bevindt Polen zich nu beleidsmatig in de ideale positie om een groeivertraging bij de belangrijkste handelspartner, Duitsland, op te vangen. Consumptie, de voornaamste drijver van de Poolse economie, zal een deel van de klap opvangen. De hoge Poolse tewerkstellingsgraad en opwaartse loondruk verhogen het beschikbare inkomen. De Poolse kerninflatie blijft onder de inflatiedoelstelling en het hoofdinflatiecijfer zal de volgende maanden dalen omwille van de lagere olieprijs, een bevriezing van de elektriciteitsprijzen en zwakkere internationale groei.
De markt is ondertussen vertrouwd met de stabiele Poolse monetaire koers. EUR/PLN fluctueert al sinds juli vorig jaar rond het 4.30-niveau. Omwille van de status quo bij de ECB is er de volgende maanden weinig reden om een breuk beneden 4.25 of boven 4.35 te verwachten. Het weinige animo rond het monetaire beleid is omgekeerd evenredig met de storm waarin gouverneur Glapinski is verzeild geraakt. Zijn toekomst staat op de helling na verschillende corruptieschandalen.
Sterke start, maar gevaar niet geweken
De Italiaanse schatkist plaatste gisteren met succes een nieuwe lening met een looptijd van 30 jaar. De vraag oversteeg €35 miljard en het schuldagentschap verkocht uiteindelijk €8 miljard. Een opsteker van jewelste voor Italië, dat eerder deze maand €10 miljard plaatste via een nieuwe overheidsobligatie met een looptijd van 15 jaar. Eind vorig jaar plaatsten beleggers grote vraagtekens bij de Italiaanse financieringsbehoefte dit jaar (ongeveer €260 miljard via de uitgifte van obligaties). De kredietrisicopremie steeg omwille van het beleid van de populistische tandem Lega Nord/Vijfsterrenpartij, de anemische groei en de beslissing van de ECB om te stoppen met de netto-aankoop van Europese overheidsobligaties. Die laatste factor verdient wel een kanttekening omdat de ECB via haar herinvesteringsbeleid dit jaar opnieuw voor grosso modo €30 miljard Italiaanse overheidsobligaties zal kopen. Op het toppunt, in 2016, was dat €130 miljard. Investeerders zijn aan de start van het jaar dus toch bereid, aan een hogere premie, Italiaanse obligaties te kopen. Het softe signaal van globale centrale bankiers helpt. Toch is het gevaar niet geweken. Zwakkere Italiaanse groei slaat waarschijnlijk een groter gat in de begroting wat Italië opnieuw op ramkoers met Europa kan/zal brengen.