Abe’s afscheid: het einde van een tijdperk?
Het gonsde al even van de geruchten. Vorige week vrijdag maakte Japans premier Shinzo Abe het dan officieel. Hij treedt vervroegd af omwille van gezondheidsredenen. Het nieuws zond een schokgolf door de Japanse financiële markten. De Japanse beurs (Nikkei) kelderde op een gegeven ogenblik meer dan 2,5%. De yen versterkte in één ruk van USD/JPY 107 tot ongeveer 105,50. De munt is in onzekere tijden, zelfs op eigen bodem, vaak een toevluchtsoord. Abe is bovendien de bezieler van “Abenomics”; een radicale hervormingsagenda die zijn achtjarige ambtstermijn (de langste ooit) definieerde. Zijn aftreden wekt begrijpelijkerwijs een, weliswaar kortstondige, paniekreactie op.
Abe werd premier in 2012. Hij beloofde om Japan uit het slop te trekken. Om onder het juk van chronisch lage groei en deflatie vandaan te komen, paste Abe de schoktherapie toe. Zijn Abenomics steunden op drie grote pijlers: fiscaal, monetair en groei. De regering Abe ging diep in het rood voor onder meer infrastructuurwerken ondanks de toen al gigantische en groeiende schuldenberg. Met zijn keuze voor Kuroda in 2013, had Abe een machtige gelijkgezinde aan het hoofd van de Bank of Japan. Monetaire taboes sneuvelden doorheen de jaren: negatieve rentes, massale opkoopprogramma’s van overheidsobligaties én aandelenfondsen (ETFs), yield curve control … Abe’s derde speerpunt was ondersteuning van de groei. Hij maakte Japan aantrekkelijker voor buitenlands kapitaal en investeringen. Abe zorgde ook voor een vrouw- en migrantvriendelijkere arbeidsmarkt, een cruciale zet tegen de vergrijzing waarmee het land kampt.
Japan’s track record onder Abe is gemengd. Het land kende vanaf 2016 de langste groei in anderhalf decennium tot die in 2018 eindigde. Eind vorig jaar belandde Japan terug in een recessie die mee het gevolg was van een onfortuinlijke btw-verhoging. Eenzelfde beslissing bracht Japan ook in 2014 in het sukkelstraatje. De werkloosheidsgraad daalde tot de laagste niveaus sinds de jaren ’90, maar inflatie haalde de 2%-doelstelling op een technische uitzondering in 2014-2015 na bijlange niet. Abe’s opzet lijkt op de markten beter geslaagd: de Nikkei noteert zo’n slordige 180% hoger dan in 2012. De yen staat 30 à 40% goedkoper tegen de euro resp. dollar, een zegen voor Japanse bedrijven.
De toekomst van Japan is op dit moment onzeker. De opvolgingsrace barstte inmiddels los en levert normaal midden volgende maand een nieuwe premier op. Voormalig minister van Defensie Ishiba, minister van BuZa Kishida en Abe’s rechterhand Suga zijn momenteel de grootste kanshebbers. Suga staat voor continuïteit en zou verder bouwen op het gelegde grondwerk. Ishiba staat populistischer te boek en is argwanend t.o.v. het uiterst soepel monetair beleid. Kishida streeft zo mogelijk een nog soepeler (fiscaal) beleid na. Drie kandidaten, drie visies. Toch verandert een nieuwe premier in eerste instantie waarschijnlijk weinig. In de huidige corona-omstandigheden is een Copernicaanse omwenteling van het beleid allicht geen prioriteit. Bovendien zijn er in oktober volgend jaar in principe verkiezingen. Hoeveel accenten kan de nieuwe premier écht nog leggen? Van hieruit bekeken is de snelle terugkeer van de rust naar de Japanse markten vanmorgen niet abnormaal. Japan slaat een belangrijke bladzijde om, maar beleggers vrezen het post-Abenomics tijdperk voorlopig niet.