Sinterklaas-economie
Op deze heuglijke naamdag van de Heilige Nicolaas van Myra past het als econoom even stil te staan bij de Sinterklaas-gedachte in onze economie. Zeker geen frivool onderwerp, want Sinterklaas is alomtegenwoordig in onze economie. Denk maar aan al het zoet en lekkers dat de centrale banken uitstrooien – cadeautjes aan ieder die zijn schoentje of (Italiaans) laarsje klaarzet. Echt braaf zijn moet zelfs niet, want er is lekkers voor wie zoet is, maar nog meer lekkers voor wie stout is. De roe hebben we al een tijdje aan de kant gelegd. Jarenlang laks begrotingsbeleid, onrendabele publieke investeringen en gebrekkig beleid wordt met de mantel der liefde bedekt. De markten lijken Sinterklaas toe te juichen en kijken vol vertrouwen de toekomst tegemoet.
Toch moeten we beseffen dat het gejuich vooral ingegeven is door een moment van verblinding bij al dit lekkers. Eigenlijk een spontane, kinderlijke reactie. De markten hopen dat niet enkel de centrale banken Sinterklaas spelen, maar weldra ook de Europese regeringen wanneer ze hun geldbuidel opentrekken om te investeren en vooral te spenderen. Er zijn weinig momenten in de geschiedenis waarop centrale banken en overheden dezelfde preferenties hebben. Meestal staan centrale bankiers heel argwanend ten opzichte van een laks begrotingsbeleid. Vandaag pleiten Lagarde & co openlijk voor een substantiële budgettaire stimulus. Uiteraard is dat goed nieuws voor de markten, althans op korte termijn. Op lange termijn is de cruciale vraag in hoeverre bijkomende economische groei de nieuwe schuldenopbouw zal compenseren. Historische evidentie leert dat dit vaak onvoldoende gebeurt. Dat maakt dat de schuldenniveaus in Europa opnieuw naar gevaarlijke hoogtes dreigen te evolueren. Vooral in landen met precaire publieke financiën wordt de oproep tot budgettaire stimulus op veel applaus onthaald. Helaas iets minder in de landen die het zich echt kunnen permitteren.
De vraag is dus niet zozeer of we meer publieke investeringen nodig hebben – die zaak lijkt beslecht, maar vooral hoe we publieke middelen zullen inzetten om het groeipotentieel van Europa te vergroten. Dat vraagt grondige beleidsvoorbereidingen. In een extreem lage renteomgeving is de verleiding groot om niet te kritisch naar nieuwe investeringsprojecten te kijken. De kostprijs lijkt toch laag, maar gaat voorbij aan de essentiële vraag of de investering rendement oplevert. Het zou goed zijn dat markten wat kritischer reageren op onbezonnen plannen. De onzekerheid rond economisch beleid was immers nooit hoger dan vandaag (zie figuur). Overheidsobligaties verkopen als zoete broodjes. Elk basispuntje positief rendement is welkom. Maar ook bedrijfsobligaties verkopen heel vlot, misschien iets te vlot, want de risico’s blijven toch aanzienlijk.
De vraag is dan ook wanneer markten tot inzicht komen. Een collectief inzicht zou de rente snel kunnen doen oplopen, tenzij risico-aversie op dat moment toch de overhand neemt. Nu de wereldeconomie wat sputtert, is het essentieel dat we een duidelijke herstelbeweging in de conjunctuur zien. Anders dreigen de schijnwerpers te draaien richting de fundamentele risico’s. En na een zorgeloze Sinterklaas-tijd, dreigt dan de desillusie. Tijd om volwassen te worden en de verblindende illusies te doorprikken. Anders krijgt men later de zwarte piet toegeschoven.