Economische Vooruitzichten september 2019
Lees de volledige publicatie hieronder of klik hier om de PDF te openen.
- Tijdens de zomermaanden wierpen verschillende onzekerheden hun schaduw over de wereldeconomie. In de Amerikaans-Chinese handelsoorlog werden nieuwe tarieven ingevoerd, Boris Johnson, die een compromisloze opstelling in het brexit-dossier verpersoonlijkt, werd premier in het VK, in Italië viel de regering en in Hongkong groeide de roep naar meer democratie. In vergelijking met enkele weken geleden zijn de risico’s die hiermee samenhangen alweer wat afgenomen. Maar ze zijn zeker niet verdwenen.
- Ondanks deze onzekerheden en de groeivertraging in Duitsland blijft de economische groei in de eurozone overeind. Een opwaartse bijstelling van het groeicijfer van de Franse economie in het tweede kwartaal en een opmerkelijk sterke groei in Nederland ondersteunen onze verwachting dat een gemiddelde groei van 1,1% voor de economie van de eurozone in 2019 haalbaar is.
- In vergelijking met Frankrijk, Spanje en Nederland blijft de economie in Duitsland niettemin opmerkelijk zwak. De problemen in de Duitse industrie worden veroorzaakt door de algemene verslechtering van de externe omgeving en komen bovenop de structurele uitdagingen waarmee de auto-industrie al kampte. De verslechtering van het vertrouwen van de Duitse consument wijst op het risico dat de verzwakking in de uitvoersectoren overwaait naar de binnenlandse economie.
- Over het algemeen blijven de consumenten en de dienstensectoren niettemin nog altijd de sterkhouders van de economie in de eurozone. De sterke arbeidsmarkt en de lage inflatie zorgen ervoor dat de consument zal kunnen blijven consumeren. Tot nog toe blijft de negatieve impact van de verwerkende nijverheid op de rest van de economie beperkt, maar er is een reëel risico dat die in de toekomst sterker wordt. Toch verwachten we dat de Duitse economie en de economie van de eurozone in het algemeen hun huidige zwakte te boven zullen komen, althans voor zover de brexit en handelsoorlog niet voor nog meer turbulenties zorgen.
- In de VS kabbelt de economische groei ondertussen verder, al duiken er toch enkele signalen van een nakende groeivertraging op. In de verwerkende nijverheid viel het vertrouwen terug en ook de industriële productie vertraagde. De arbeidsmarkt blijft sterk, maar uit de recente herziening van de cijfers blijkt dat de werkgelegenheidsgroei in 2018 en begin 2019 0,3% lager lag dan eerder ingeschat, terwijl het arbeidsmarktrapport van augustus wijst op de kleinste werkgelegenheidsgroei sinds twee jaar.
- De ECB versoepelde haar beleid met een resem maatregelen, waaronder een verlaging van de depositorente, gunstiger voorwaarden voor de TLTRO’s en de heropstart, voor onbepaalde tijd, van een aankoopprogramma. Na de renteverlaging op haar vorige vergadering, verlaagde de Fed in september haar beleidsrente opnieuw met 25 basispunten tot 1,75-2,00%.
Economie eurozone blijft overeind
De wereldeconomie sleept zich door de ellende van Trumps handelsoorlog, politiek gehakketak over de brexit en vrees over de economische groeivertraging in Duitsland. Deze onzekerheden zetten een domper op de economische ontwikkelingen en verwachtingen. Maar terzelfdertijd is de economische dynamiek nog verre van dramatisch. In de eurozone is zowel een geografische als sectorale tweespalt merkbaar. Tegenover de zwakte van de Duitse economie staat de relatief stevige economische groei in Frankrijk, Spanje en Nederland. Tegenover de zwakte in de industrie staan de relatief sterke dienstensectoren en detailhandel.
De problemen in de Duitse industrie hangen samen met de verslechtering van de algemene toestand van de wereldeconomie. Ze komen bovenop de structurele moeilijkheden waarmee de auto-industrie al kampte. De meest recente cijfers over de handel wijzen op een terugval van de Duitse uitvoer in het tweede kwartaal. Een sterke daling van de uitvoer naar het VK speelde daarin een grote rol (figuur1). Dat weerspiegelt de correctie na de sterke voorraadopbouw in het VK in het eerste kwartaal. Het illustreert ook hoe de brexit nu al de economische ontwikkelingen verstoort. Ook de vertraging van de Chinese vraag deed de uitvoergroei van Duitsland naar China beduidend afnemen. Brexit-onzekerheid en de Chinese groeivertraging zullen naar verwachting voor economische kopwind blijven zorgen.
Figuur 1 - Duitse uitvoer verzwakt (3-maands voortschrijdend gemiddelde, jaarwijziging in %)
Het verwachte herstel van de Duitse economie zal dus heel beperkt zijn. Dat wordt ook aangegeven door het feit dat het vertrouwen in de verwerkende nijverheid in Duitsland hooguit stabiliseert. De daling van het vertrouwen van de Duitse consument wijst bovendien op het risico dat de industrie de consumentensector negatief beïnvloedt. Toch hebben we ons verwachte gemiddelde groeicijfer voor het reële bbp in 2019 lichtjes verhoogd van 0,4% tot 0,5%. Dat is het gevolg van een herziening van de bbp-cijfers over het verleden. Die zorgt voor een groter positief overloopeffect van 2018 naar 2019.
Over het algemeen blijven de consumenten en de dienstensectoren de sterkhouders van de Europese economie. In Spanje, Frankrijk en Duitsland blijft de index van het vertrouwen bij de aankoopdirecteuren (PMI’s) in de dienstensectoren duidelijk boven de drempel van 50 (figuur 2). Dat getal geeft de grens weer tussen economische expansie en contractie. In Italië zweeft die index lichtjes boven dat niveau. Ook de kleinhandelsverkopen blijven stevig, met zelfs een groeiversnelling in Spanje. In Frankrijk valt het herstel van het consumentenvertrouwen op. De negatieve impact van het protest van de gele hesjes geraakt er uitgewerkt.
Figuur 2 - Vertrouwen in de dienstensector blijft overeind (index van het vertrouwen bij de aankoopdirecteuren - PMI's)
In de meeste eurolanden is de inflatie in de voorbije maanden gedaald en de kerninflatie in de eurozone blijft laag. Voor de ECB is dat een probleem (zie verder), maar voor de conjunctuur is dat een stabiliserende factor. Lage inflatie in combinatie met stevige loongroei en lage werkloosheid ondersteunt immers de koopkracht van de gezinnen. De consumptiegroei zal dus naar verwachting de economische groei in de EU en de eurozone blijven ondersteunen, al wijst de voorzichtigere houding van de consument op een mogelijke vertraging van de groei. Op basis van de voorlopige cijfers voor het tweede kwartaal, trokken we vorige maand onze raming voor de groei van het reële bbp van de eurozone in 2019 op tot 1,1%. De opwaartse herziening van het tweedekwartaalcijfer voor Frankrijk (van 0,2% tot 0,3%, kwartaal op kwartaal) en de publicatie van het opmerkelijk sterke groeicijfer voor de Nederlandse economie (0,5% kwartaal op kwartaal) ondersteunen deze wat hogere raming. Ze wijzen erop dat de economisch groei in de eurozone overeind blijft, ondanks de groeivertraging in Duitsland, de versomberende externe omgeving en de onzekerheid door de brexit en de Amerikaans-Chinese handelsoorlog.
Signaleert VS-economie waarschuwing?
De Amerikaanse economie schijnt rustig te blijven groeien, maar in de verte flakkeren toch waarschuwingslichtjes op, die op een nakende groeivertraging wijzen. In juli lag de productie in de verwerkende nijverheid al 0,5% lager dan een jaar eerder en in augustus viel een belangrijke indicator van het producentenvertrouwen, de ISM-indicator, terug tot 49,1. Zo’n verslechtering tot minder dan 50 wijst op een verdere inkrimping van de productie in de verwerkende nijverheid. Dankzij de groei in de andere industriële sectoren is er voor het geheel van de industrie evenwel nog geen sprake van een krimp, maar slechts van een groeivertraging. Ook de investeringen zijn zwak. Uit de herziening van de bbp-cijfers blijkt bovendien dat de investeringsgroei in de voorbije kwartalen minder sterk is geweest dan aanvankelijk ingeschat (figuur 3). Hij wijst niet alleen op een vertraging in de conjunctuurcyclus in de VS, maar illustreert ook de negatieve impact van de handelsoorlog. Vooral in de verwerkende nijverheid zorgt dit voor steeds grotere onzekerheid.
Figuur 3 - Investeringsgroei in de VS zwak in vergelijking met consumptie (groeibijdrage in procentpunten)
Deze ontwikkelingen ondersteunen onze visie dat de groei van de VS-economie in de komende kwartalen geleidelijk verder zal vertragen. Maar een ander, nauw opgevolgd signaal suggereert dat het steeds waarschijnlijker wordt dat de VS op een recessie afstevent. Met name de inverse rentecurve, waarbij de lange rente lager is dan de rente op korte termijn, was in het verleden vaak een betrouwbare indicator voor een nakende recessie. Sinds begin augustus is de rente op tien jaar tot 50 basispunten onder de rente op drie maanden gedaald. Volgens de indicator van de Federal Reserve Bank van New York suggereert zo’n verschil dat de waarschijnlijkheid van een recessie in de eerstkomende twaalf maanden bijna 40% bedraagt.
Toch zijn er een aantal factoren die de terugval van de groei van de VS-economie kunnen temperen. Met een bijdrage van meer dan twee derde aan het bbp vormt de particuliere consumptie de hoofdmoot van de VS-economie. En net als in de eurozone blijft de consumptie er relatief stevig. Het consumentenvertrouwen blijft al bij al sterk. Op de terugval van de indicator van de Universiteit van Michigan in augustus zou volgens de eerste indicaties in september een beperkt herstel zijn gevolgd. Volgens een andere index, die van de Conference Board, blijft het consumentenvertrouwen hoog. Ook de kleinhandelsverkopen bleven tijdens de zomermaanden sterk. Bij de recente herziening van de bbp-cijfers werd de groei van de particuliere consumptie in het tweede kwartaal opwaarts bijgesteld.
Een andere gelijkenis met de economie van de eurozone is de robuustheid van de arbeidsmarkt. Weliswaar lijkt de werkgelegenheidsgroei in de voorbije maanden wat te zijn vertraagd. In augustus werd de kleinste jaarstijging sinds twee jaar genoteerd. Maar ze bedroeg nog altijd een stevige 1,4%. Uit de jaarlijkse herziening van de cijfers van het Bureau of Labour Statistics bleek dat de werkgelegenheidsgroei sinds maart 2018 0,3% kleiner was dan initieel gedacht. Dat neemt echter niet weg dat de werkloosheidsgraad nog steeds op het laagste peil sinds de jaren 70 ligt. Het loonstijgingstempo bedraagt nog altijd ongeveer 3%. Dat alles wijst erop dat de consument de Amerikaanse economie zal kunnen blijven ondersteunen. We handhaven bijgevolg onze prognose voor de reële bbp-groei van gemiddeld 2,3% in 2019 en 1,7% in 2020.
Kader 1 - Groeivertraging in opkomende Aziatische economieën
De verzwakking van het vertrouwen en de productie in de industrie blijft niet beperkt tot de eurozone en de VS. De verslechterende externe omgeving en cyclische factoren zorgen ook in opkomende Aziatische economieën voor een groeivertraging.
De handelsoorlog, de groeivertraging in China en de terugval in de industrie van halfgeleiders spelen in die regio negatief op elkaar in. Daardoor is de uitvoergroei in het bijzonder in deze regio sinds vorige zomer sterk vertraagd. Ook de invoergroei krijgt er klappen en is in verschillende landen zelfs beginnen krimpen (figuur K1 en K2). Verschillende economieën in die regio, in het bijzonder Taiwan, Zuid-Korea, Maleisië en Singapore, hebben belangrijke handelsrelaties met China. Ze zijn het gevolg van grensoverschrijdende productieprocessen die handel in intermediaire goederen genereren. Ook de vraag vanuit China’s grote consumentenmarkt naar hun producten stimuleert de handel. China neemt, bijvoorbeeld, meer dan 25% van de uitvoer van Taiwan en Zuid-Korea af. Maar de finale vraag van China vertegenwoordigt slechts 14% van de toegevoegde waarde van Taiwan en nauwelijks 8% van die van Zuid-Korea. Beide landen zijn dus erg afhankelijk van de uitvoer naar China, maar Zuid-Korea steunt meer op de onverstoorde werking van de grensoverschrijdende productiekettingen tussen beide landen.
Er is voor de regio evenwel niet alleen maar slecht nieuws. Sommige economieën zijn goed geplaatst om op termijn profijt te halen uit de turbulenties door de handelsoorlog. Die kunnen er immers toe leiden dat bedrijven hun productie uit China wegtrekken. Vietnam, bijvoorbeeld, kende in 2019 al een opvallend sterke uitvoergroei, terwijl de invoer er relatief goed stand hield. Het is ook niet al kommer en kwel, omdat verscheidene centrale banken in de regio ruimte hebben om hun beleid te versoepelen. Ze hebben daarvan in 2019 al gebruik gemaakt. In lijn met de trend in de ontwikkelde economieën, blijft inflatiedruk in de meeste opkomende economieën afwezig. De zwakke inflatie, de verwachte monetaire versoepeling door de belangrijkste centrale banken in de wereld en de bezorgdheid over een groeivertraging hebben nagenoeg alle centrale banken in de regio ertoe aangezet om hun rente al ten minste één keer te verlagen in 2019. Vietnam en Taiwan zijn de enige uitzondering.
Een soepeler monetair beleid zal de economische groei ondersteunen. Maar de opkomende Aziatische economieën zullen toch economische kopwind moeten blijven trotseren in de komende periode. We verwachten immers een groeivertraging in de belangrijkste economieën van de wereld en gaan er niet van uit dat er op korte termijn een allesomvattend handelsakkoord komt tussen de VS en China.
Figuur K1 - Uitvoer van de opkomende economieën
(3-maands voortschrijdend gemiddelde, jaarwijziging in procent)
Figuur K2 - Invoer van de opkomende economieën
(3-maands voortschrijdend gemiddelde, jaarwijziging in procent)
Bron: KBC Economics gebaseerd op nationale bronnen
Inflatie blijft beneden doelstelling
Zoals we hiervoor al hebben gemeld, blijven in de eurozone zowel de kerninflatie als de totale inflatie laag en beduidend onder de doelstelling van de ECB. Voor 2019 verwachten we een gemiddelde inflatie van slechts 1,3%. Ook in de VS blijft de inflatie lusteloos. Gemeten aan de hand van de Personal Consumer Expenditures (PCE, de maatstaf die de Fed bij voorkeur opvolgt) bedroeg ze in juli slechts 1,6%. Hoewel de handelsoorlog met China de inflatie een beetje kan opdrijven, verwachten we toch dat ze in 2019 en 2020 onder de Fed-doelstelling van 2% zal blijven.
In de veronderstelling dat de recente aanval op de Saudische olie-ontgingingscapaciteit slechts een tijdelijk effect heeft op het aanbod, verwachten we dat de olieprijs grosso modo stabiel zal blijven in 2020. Er zal bijgevolg geen duurzame opwaartse druk op de inflatie van uitgaan.
Centrale banken versoepelen beleid
De ECB nam op haar beleidsvergadering van 12 september een hele reeks maatregelen. Ze verlaagde de depositorente van -0,4% tot -0,5%, ze versoepelde de voorwaarden voor de speciale herfinancieringen op lange termijn (TLTRO's) en ze lanceerde een nieuw aankoopprogramma van activa (Asset Purchase Programme, APP). Om de negatieve impact van de negatieve rente op de transmissie van het monetaire beleid via het banksysteem te milderen, voerde ze bovendien een getrapt depositosysteem in. Dat vermindert het volume van de reserves die de banken moeten aanhouden en waarop het tarief van -0,5% van toepassing is.
Een belangrijke wijziging heeft betrekking op de forward guidance, dat is de communicatie van de ECB op haar te verwachten beleid. Die omschrijft het te verwachten beleid niet langer aan de hand van een vaste datum (date dependent) maar maakt het nog enkel afhankelijk van de toekomstige economische omstandigheden (state dependent). Voorheen gaf de ECB te kennen dat ze de rente niet zou verhogen vóór de tweede helft van 2020. Die verwijzing naar een vaste datum is nu geschrapt. Het enige richtsnoer dat overblijft stelt nu dat de ECB de rente niet zal optrekken vooraleer de inflatie duidelijk en duurzaam stijgt tot de doelstelling van beneden, maar dichtbij 2%. Ook voor het einde van het APP vermeldt de ECB geen datum meer. De forward guidance is nu dus enkel geformuleerd in termen van de economische ontwikkelingen die nodig zijn alvorens het beleid zal worden bijgesteld, zonder indicatie van een datum wanneer dat zou kunnen gebeuren.
De financiële markten reageerden aanvankelijk volatiel, maar na die kortstondige volatiliteit trok de rente aan en verstevigde de wisselkoers van de euro. Verscheidene factoren droegen tot deze marktreactie bij. Vooreerst het feit dat Draghi zijn oproep herhaalde om het begrotingsbeleid een belangrijkere rol te laten spelen in de ondersteuning van de economische groei in de eurozone. Impliciet suggereert hij hiermee dat het monetaire beleid op zijn grenzen botst om de groei te ondersteunen. Ook de ongebruikelijke publieke weerstand van bestuurders van de ECB, en in het bijzonder van enkele zwaargewichten onder hen, tegen het voorgestelde pakket van maatregelen suggereert dat verdere actie van de ECB erg moeilijk wordt. De markt heeft bovendien twijfels over de implementeerbaarheid van het aankoopprogramma (i.v.m. de beschikbaarheid van overheidsobligaties). Het getrapte depositosysteem op de geldmarktrente droeg eveneens bij tot de hogere rente en de versteviging van de euro.
Met dit pakket aan maatregelen had Draghi duidelijk de bedoeling om nieuwe ECB-beslissingen voor geruime tijd onnodig te maken. Hij verankerde de ‘lower for longer‘ positionering van de ECB (de rente zal nog lange tijd erg laag blijven) aan de vooravond van de overdracht van het voorzitterschap aan Christine Lagarde. Sommige marktparticipanten denken dat de ECB hiermee aan het einde van haar versoepelingscyclus is gekomen. Wij gaan ervan uit dat zonder grote economische of financiële verrassingen de ECB de huidige monetaire voorwaarden in stand zal willen houden tot wanneer ze de inflatie duidelijk ziet herstellen in de richting van haar doelstelling.
Na de renteverlaging op haar vorige vergadering verlaagde de Amerikaanse centrale bank, de Fed, haar beleidsrente in september opnieuw met 25 basispunten. Ze ligt nu tussen 1,75 en 2,00%.
Escalatie van risico’s neemt adempauze
Vanuit risico-optiek waren de zomermaanden verre van zorgeloos en ontspannen. De escalatie van de Amerikaans-Chinese handelsoorlog, de politieke problemen in Italië, het protest in Hongkong en nieuwe ontwikkeling in de brexit-saga deden de onzekerheid wereldwijd oplopen. In vergelijking met enkele weken eerder zijn de risico’s midden september weer wat bedaard. Maar dat betekent geenszins dat de onzekerheid die de financiële markten en het sentiment in de wereldeconomie tijdens de zomer heeft beroerd, helemaal is verdwenen. Ze kan op elk moment weer opflakkeren.
Escalatie in handelsoorlog
Met de aankondiging, begin augustus, van bijkomende invoerheffingen op Chinese goederen schakelde de Amerikaanse president Trump een versnelling hoger in de handelsoorlog. China antwoordde met vergeldingstarieven en liet zijn munt depreciëren tot meer dan 7,00 CNY per USD. Dat niveau werd voorheen beschouwd als een grens die de Chinese autoriteiten niet wilden overschrijden. Deze escalatie in de handelsoorlog tussen de twee grootste economieën in de wereld, die nu al bijna een jaar duurt, dreef de bezorgdheid over de vooruitzichten voor de wereldeconomie op en liet ook de financiële markten niet onberoerd.
Op dit moment hebben beide betrokken partijen andermaal aangekondigd dat ze in september weer zullen praten. Een delegatie uit Beijing trekt naar Washington D.C. Maar, zoals we al herhaaldelijk hebben gemeld, gaat het geschil tussen de VS en China over veel meer dan handel, maar ook over technologie en intellectuele eigendom. Het geschil zal nog lang aanslepen, met opflakkeringen en periodes van ontspanning. Het hangt als een grijze wolk van onzekerheid over de economie en zal geregeld de financiële markten beroeren.
Nieuwe regering in Italië
Een andere risicofactor die tijdens de zomermaanden tijdelijk opdook, was de politieke turbulentie in Italië. Eind augustus nam premier Conte ontslag, nadat de leider van de rechtse Lega, Matteo Salvini, een motie van wantrouwen tegen zijn regering had ingediend. Het zag er even naar uit dat verkiezingen onvermijdelijk werden, waardoor ook het risico van problemen met de begroting 2020 opflakkerde. Een ontwerpbegroting moet immers tegen midden oktober bij de Europese Commissie worden ingediend. Maar de centrumlinkse Democratische partij slaagde erin met de populistische Vijfsterrenbeweging een nieuwe coalitieregering op de been te brengen, waarvan Conte premier bleef.
Door dit verrassend akkoord werden vervroegde verkiezingen vermeden. De bezorgdheid van de financiële markten over Italië ebde erdoor weg, althans tijdelijk. Het renteverschil tussen tienjarig Italiaans en Duits overheidspapier daalde fors en we verwachten dat dit lagere niveau gedurende enkele kwartalen gehandhaafd zal kunnen blijven. Maar op termijn blijft nieuwe politieke turbulentie in Italië altijd mogelijk.
Bokkesprongen in de brexit-saga
De brexit-saga bleef maar nieuwe bokkesprongen maken. Hoewel de huidige brexit-datum van 31 oktober snel dichterbij komt, blijft het onduidelijk wanneer en hoe het VK de EU zal verlaten. De risico’s van de brexit-saga escaleerden met de verkiezing van Boris Johnson als eerste minister van het VK. Johnsons vastberadenheid om het VK op 31 oktober uit de EU te loodsen, met of zonder akkoord, deed de vrees voor een harde brexit op de financiële markten fors oplopen. Begin september verloor Johnson evenwel zijn parlementaire meerderheid. Tegen de wil van de regering stemden de parlementsleden een wet die het VK verplicht om tot 31 januari 2020 uitstel te vragen voor de brexit, als er geen akkoord wordt bereikt. De vraag van Johnson om vóór 31 oktober nieuwe verkiezingen te houden wees het parlement af.
Deze nieuwe ontwikkelingen werden door de financiële markten geïnterpreteerd als een gevoelige verkleining van het risico op een brexit zonder akkoord. Maar tussen nu en eind oktober zijn nog tal van nieuwe bokkesprongen mogelijk en kunnen de risico’s alle kanten uit.
Per saldo, blijven we ervan uitgaan dat er een beperkt uitstel van de brexit komt tot begin 2020, met vervroegde verkiezingen vóór eind 2019 en logistieke problemen om de wetgeving en technische voorbereiding rond te krijgen. Er komt een overgangsakkoord, dat de poort zal openzetten naar zo mogelijk nog moeilijker onderhandelingen over de toekomstige relatie van het VK tot de EU. Zelfs nu het risico op een brexit zonder akkoord lijkt te zijn afgenomen, zal de brexit-onzekerheid in de komende maanden dus nog heel nadrukkelijk aanwezig blijven.
Protest in Hongkong nieuwe risicofactor
Het protest in Hongkong trad naar voren als een nieuwe belangrijke risicofactor voor de wereldeconomie. Hongkong is immers belangrijk voor China en speelt een belangrijke rol als internationale financiële hub. Met ongeveer 12% van de uitvoer is het China’s derde belangrijkste buitenlandse afzetmarkt. Het wordt ook beschouwd als de toegangspoort voor internationale investeringen naar en vanuit China. Ongeveer 70% van de buitenlandse directe investeringen in China passeren via Hongkong en 57% van China’s buitenlandse directe investeringen verlaten China via Hongkong. Internationale investeerders geven immers de voorkeur aan het wettelijk kader en de bescherming van investeerders in Hongkong. Bovendien heeft Hongkong zich geprofileerd als een internationale financiële hub. De omzet op de wisselmarkt bedraagt er ongeveer 632 miljard dollar per dag, dat is meer dan de omzet in Tokio en een kleine helft van de omzet in New York.
Een ernstige verstoring van de economische activiteit in Hongkong kan dus gemakkelijk overwaaien naar China en zelfs wereldwijd de financiële markten verstoren. De roep naar democratische hervormingen voor deze regio met een apart administratief statuut kan ook de handelsgesprekken tussen de VS en China bemoeilijken. De betogers hebben al de hulp van de VS ingeroepen en een mars naar het Amerikaanse consulaat opgezet. Hoewel de regering van Hongkong de uitleveringswet die aan de basis ligt van het protest, heeft ingetrokken, zijn de risico’s niet verkleind, aangezien de betogers meer fundamentele hervormingen vragen.
Geluwd, maar niet verdwenen
Momenteel zijn, in vergelijking met de zomermaanden, de spanningen die wegen op de wereldeconomie en die de risico-aversie aanwakkeren, enigszins geluwd. Dat blijkt onder meer uit het lichte herstel van de obligatierendementen. Hoewel de tienjaarse rente in verschillende landen, waaronder Duitsland, Frankrijk, België en Nederland, nog altijd negatief blijft, is ze niet meer in vrije val, zoals tijdens de zomer.
Maar alle hierboven besproken risico’s blijven bestaan. Daarom verwachten we dat de lange rente in de komende maanden tamelijk volatiel zal blijven, zonder een fundamentele beweging. We verwachten tegen eind 2019 met andere woorden een grosso modo zelfde renteniveau als het huidige. Daarna kan een zeer geleidelijke normalisatie starten. Ook de renteverschillen tussen de eurolanden zullen relatief beperkt blijven, in de buurt van de huidige niveaus. Het vooruitzicht van nog een langdurige periode van soepel monetair beleid schraagt deze verwachting.
De risico’s en de mogelijkheid dat ze opflakkeren kunnen in de eerstkomende periode wegen op de wisselkoers van de EUR tegenover de USD, die ook tamelijk volatiel zou kunnen zijn. Op een wat langere horizon blijven we echter een milde appreciatie van de EUR verwachten, gelet op de huidige waardering.
De eerdere, voorlopige raming van de Belgische reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 2019 werd bevestigd op 0,2% (kwartaal op kwartaal). Dat is een vertraging tegenover de groei die in het eerste kwartaal werd opgetekend (0,3%). De Belgische groei kwam wel terug in lijn met die in het eurozone, nadat ze daar in het eerste kwartaal onder was gezakt. Vergeleken met de buurlanden presteerde België beter dan Duitsland (-0,1%), maar slechter dan Frankrijk (+0,3%) en Nederland (+0,5%).
Vrijwel alle componenten van de binnenlandse vraag (exclusief voorraden) droegen positief tot de kwartaalwijziging van het bbp bij. De gezinnen consumeerden meer (+0,3%), maar verminderden wel hun investeringen in woongebouwen (-0,6%). Ook de overheidsuitgaven namen toe, zowel wat consumptie (+0,2%) als investeringen (+0,7%) betreft. De ondernemingen verhoogden hun investeringen met 0,8%. Ook de netto-uitvoer ondersteunde de bbp-groei, aangezien de uitvoer met meer (+0,3%) steeg dan de invoer (+0,1%). De groei van het Belgische bbp werd ten slotte opnieuw sterk vertekend door de voorraadwijziging. Die trok de kwartaalgroei met 0,3 procentpunt naar omlaag.
Internationale ontwikkelingen eisen tol
De sinds midden 2018 aan de gang zijnde verzwakking van het ondernemersvertrouwen zette zich tijdens de zomer voort. Het vertrouwensverlies was vooral in de industrie zichtbaar en een gevolg van de handelsoorlog en de brexit-perikelen. De verslechtering van het internationale economische klimaat weegt intussen duidelijk op de Belgische economie. De beoordeling van de bestellingen in de industrie, met name die met betrekking tot de uitvoer, is aanzienlijk verslechterd, in lijn met de zwakkere Duitse industriëleproductiecijfers. Ook de uitvoer van België naar het Verenigd Koninkrijk nam verder af (figuur 4).
Figuur 4 - Uitvoer van België naar het VK (in waarde, 12-maands voortschrijdend gemiddelde)
Op binnenlands vlak viel het consumentenvertrouwen eveneens sterk terug, tot het laagste niveau sinds november 2016. Vooral de vrees van consumenten voor een opnieuw hogere werkloosheid nam fors toe. De netto banencreatie was in het tweede kwartaal nog stevig (+0,4%), maar sentimentsindicatoren en de werkloosheidsdynamiek wijzen erop dat het tij op de arbeidsmarkt aan het keren is.
Vorige maand hebben we onze prognose voor de groei van de Belgische economie in 2019 en 2020 verlaagd tot respectievelijk 1,1% en 0,8%. In ons scenario gaan we niet uit van een technische recessie (d.w.z. twee opeenvolgende kwartalen van negatieve groei), zoals voor de Duitse economie. We verwachten wel dat de Belgische kwartaal-op-kwartaalgroei in de komende kwartalen laag blijft rond 0,2%.
Onze groeiraming voor 2020 ligt nu ruim onder de consensusprognose (1,0%) en de recent bijgewerkte prognose van het Federaal Planbureau (1,1%). Ons cijfer impliceert dat de Belgische groei ver onder het potentiële groeitempo (geschat op 1,3%) zal zakken. De verwachte groeivertraging is vooral te wijten aan het feit dat de netto-uitvoer een negatieve bijdrage aan de bbp-groei zal leveren.
Slechte track-record
De groeiverzwakking zal negatieve gevolgen hebben voor de Belgische overheidsfinanciën. De voorbije twee jaar droeg de conjunctuur positief bij tot de verbetering van het overheidssaldo (ten belope van 0,2% van het bbp in 2017 en 0,1% van het bbp in 2018). Uitgaande van ons groeiscenario wordt deze zogenaamde cyclische component van het overheidssaldo vanaf 2019 negatief. Dat betekent dat de conjunctuur op de begroting zal wegen in plaats van deze te verbeteren.
Het Monitoringcomité, dat de overheidsfinanciën in België opvolgt, raamde het begrotingstekort voor 2020 onlangs op 2,1% van het bbp, uitgaande van een ongewijzigd beleid. Dat is een verslechtering met 1,4 procentpunt tegenover 2018. Gezien onze relatief slechtere vooruitzichten voor de bbp-groei, zien wij het tekort in 2020 iets hoger uitkomen op 2,3% van het bbp. De Belgische overheid kende in het verleden al een slechte track-record inzake de realisatie van de doelstellingen in de opeenvolgende Stabiliteitsprogramma's. Voor de jaren 2019, 2020 en 2021 zal België er allicht opnieuw niet in slagen om het begrotingstraject dat twee jaar eerder in het Stabiliteitsprogramma werd uitgestippeld ook effectief te realiseren (figuur 5).
Figuur 5 - Begrotingssaldo overheid: doelstelling versus realisatie (afwijking tussen werkelijk saldo en saldo twee jaar eerder vooropgesteld in Stabiliteitsprogramma, in procentpunten van het bbp)
Veerkrachtig...
De recente bbp-cijfers blijven bevestigen dat de Centraal-Europese economieën goed weerstand blijven bieden tegen de groeivertraging in Duitsland. De meeste van hen blijven groeien tegen een tempo dat dicht bij hun langetermijngemiddelde ligt, variërend van 0,7% (kwartaal op kwartaal) in Tsjechië tot 1,1% in Hongarije (figuur 6). De scherpe groeivertraging in Slowakije doet geen afbreuk aan dit globale plaatje. De krimp in de Duitse industrie heeft nog geen significante invloed gehad op de handel in de regio en slechts een beperkte invloed op de investeringen. De vraag blijft echter, hoe lang dit kan duren?
Figuur 6 - Reële bbp-groei (jaarwijziging in procent)
Een aantal factoren die de veerkracht van Centraal-Europa ondersteunen, zijn tijdelijk. De meeste Centraal-Europese economieën zijn minder dan Duitsland rechtstreeks blootgesteld aan de verzwakking van de vraag uit China. Dat kan de impact van de handelsoorlog in het tweede kwartaal enigszins hebben getemperd. Maar als later dit jaar de binnenlandse vraag in Duitsland verzwakt, zou dat niet zonder gevolgen blijven voor de uitvoer en investeringen in Centraal-Europa. Bovendien trad in het derde kwartaal het risico van een harde brexit weer prominenter naar voren. Sommige Centraal-Europese landen zijn nog kwetsbaarder voor een verzwakking van de vraag uit het VK dan Duitsland (figuur 7).
Figuur 7 - Impact van een daling met 50% van invoervraag uit VK (procentuele wijziging in de toegevoegde waarde)
Kader 2 - Impuls van Tsjechische en Hongaarse auto-industrie slechts tijdelijk
In juli kregen de Tsjechische en Hongaarse industrie rugwind vanuit de sterk presterende auto-industrie. In Tsjechië was er een forse toename van de bestellingen in de industrie, ook buitenlandse, als gevolg van een stevige vraag naar auto’s. De grootste autobouwer in het land kent op de zwakke Europese markt succes met zijn nieuwe SUV-modellen. Ook in Hongarije verraste de industriële productie in juli met de hoogste groei van het jaar (8,7% tegenover een jaar eerder), in hoofdzaak gedreven door de auto-industrie.
Aan deze sterke cijfers mag nochtans geen overdreven groot belang worden gehecht. In Tsjechië werden ze geflatteerd door een latere start van de vakantie bij de drie autofabrikanten. Dat zal zich vertalen in een zwakker cijfer voor augustus. Ook het hoge groeicijfer in Hongarije zal allicht niet standhouden, gelet op de niet zo rooskleurige vraag naar auto’s. Het mag geen verrassing zijn, als op het zeer sterke groeicijfer van juli in augustus een zwakker zou volgen, temeer daar veel fabrieken dan hun vakantieperiode hadden.
Hoe langer de Duitse recessie duurt en hoe groter de brexit-onzekerheid wordt, hoe sterker de twijfels over de veerkracht van de regio wordt. Bijvoorbeeld, in Tsjechië wijzen voorlopende indicatoren – in het bijzonder het vertrouwen bij de aankoopdirecteuren – op erg negatieve verwachtingen voor de komende maanden, ondanks goede cijfers over de huidige activiteit. Ook de ‘groene golf’ die door de auto-industrie raast speelt hierin een rol.
Al bij al zijn we evenwel niet te pessimistisch. We gaan ervan uit dat er geen harde brexit komt en dat Duitsland slechts een zeer milde recessie zal doormaken. Voor de Centraal-Europese economieën verwachten we in 2020 dus ook maar een gematigde groeivertraging. En zelfs mocht de Duitse recessie wat zwaarder worden, zal de economie er steun blijven krijgen van meer permanente factoren, die de negatieve externe invloed kan blijven compenseren.
In landen als Polen en Hongarije spelen bovendien het soepele monetaire en budgettaire beleid en de toevloed van EU-fondsen een belangrijke positieve rol. Dat is minder het geval in Tsjechië, Slowakije en Bulgaria, waar de investeringen al wat aan dynamiek inboeten. Alle regionale economieën blijven ten slotte steunen op een actieve consument, die de binnenlandse consumptie aanwakkert. Zonder significante, langdurige externe schok (zoals een harde brexit) is een forsere groeivertraging in de regio dus minder waarschijnlijk.
Munten hebben het lastig
Normaal vinden financiële activa uit Centraal-Europa steun in een versoepeling van het beleid door de belangrijkste centrale banken in de wereld. Nu hebben ze het ondanks zo’n versoepeling echter lastig. De brexit en de groeivertraging in Duitsland spelen hierin een belangrijke rol. Duitsland is immers de belangrijkste handelspartner van de Centraal-Europese economieën. Maar ook een aantal binnenlandse factoren zet de munten uit de regio onder druk.
De Poolse zloty, bijvoorbeeld, wordt in de komende maand geconfronteerd met twee binnenlandse factoren. Er is de dreiging van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over hypotheekleningen die Poolse banken vroeger in Zwitserse frank hebben uitgeschreven. De uitspraak zou de banken een boete ten belope van 3% van het Poolse bbp kunnen opleveren. Ze wordt voor eind september of begin oktober verwacht en weegt nu al op de zloty. Ook de nakende parlementsverkiezingen van 13 oktober wegen op de Poolse munt. Hoewel geen regeringswisseling wordt verwacht, valt het niet uit te sluiten dat geen enkele partij een meerderheid in het parlement haalt. Dat zou de regeringsvorming bemoeilijken.
Ook het soepele monetaire beleid speelt tegen de zloty en overigens ook tegen de Hongaarse forint. Het beleid van lage rente van de Poolse en Hongaarse centrale bank in een context van oplopende inflatie zorgt in beide landen voor erg negatieve reële rentes. Dat maakt hun munt weinig aantrekkelijk tegenover andere munten.
Ten slotte speelt er een technische reden, die niettemin indirect verband houdt met de exportgerichte industrie. Uit het marktgedrag van de exporteurs en uit de enquêtes van de centrale bank blijkt dat Tsjechische en Hongaarse exporteurs een relatieve hoge indekking van hun wisselkoersposities hebben. Dat betekent dat er ook vanuit die hoek weinig steun komt voor de Tsjechische kroon of de Hongaarse forint, wanneer die verzwakken.
Enkel beschikbaar in het Engels.
Alle historische koersen/prijzen, statistieken en grafieken zijn up-to-date, tot en met 16 september 2019, tenzij anders vermeld. De verstrekte standpunten en prognoses zijn die van 16 september 2019.