Amerikaanse arbeidsmarkt minder krap dan het lijkt

Op het eerste gezicht suggereren de Amerikaanse arbeidsmarktindicatoren een krapte die zich snel ook zou moeten vertalen in een aantrekkende loongroei. Vooral de historisch zeer lage werkloosheidsgraad springt in het oog. Van een betekenisvolle versnelling van de loongroei is echter nog geen sprake. Een mogelijke verklaring voor die paradox ligt in de participatiegraad op de Amerikaanse arbeidsmarkt. Uit berekeningen het Congressional Budget Office blijkt dat er na 2008 een cyclische dipje in de participatiegraad was, dat nog niet volledig is weggewerkt. Pas wanneer ook dat beschikbaar arbeidspotentieel opnieuw is ingeschakeld, zal ook de loongroei in de VS versnellen.

In oktober daalde de Amerikaanse werkloosheidsgraad tot 4,1% van de beroepsbevolking. Het is al van december 2000 geleden dat die werkloosheidsgraad zo laag was. Dat peil ligt onder de 4,6% die de Amerikaanse centrale bank (de Fed) voor de lange termijn verwacht. Dat wijst erop dat de Amerikaanse arbeidsmarkt steeds krapper wordt en dat de Amerikaanse economie zich in de buurt van de volledige werkgelegenheid bevindt. Dat beeld wordt ook bevestigd door andere arbeidsmarktindicatoren, waaronder de ruime maatstaf voor de werkloosheid, de openstaande vacatures en de effectieve aanwervingen. De meeste arbeidsmarktbarometers hebben zich hersteld tot hun peil van vóór de Grote Recessie.

Het raadsel van de uitblijvende loonstijgingen

De goede gezondheid van de Amerikaanse arbeidsmarkt vertaalt zich nog niet in betekenisvolle loonstijgingen. In tegendeel, de recentste jaarwijziging van het gemiddelde uurloon in de private sector daalde in oktober tot 2,3% van 2,4% in september. Het verband tussen dalende werkloosheidsgraad en aantrekkende loongroei, de zogenoemde Phillipscurve, lijkt bijgevolg minder sterk dan in de periode vóór de Grote Recessie. Het zwakkere verband tussen de arbeidsmarktkrapte en loonontwikkeling in de VS kan te maken hebben met internationale factoren die niet alleen de VS maar ook bijvoorbeeld Europa beïnvloeden. De Bank voor Internationale Betalingen (BIS) heeft die hypothese al herhaaldelijk empirisch ondersteund. Ze wijst in dit verband vooral naar de Chinese overcapaciteiten. Via neerwaartse druk op Chinese uitvoerprijzen oefenen die ook een dempend effect uit op de inflatie en nominale loonstijgingen in de invoerlanden. Die hypothese komt erop neer dat de Phillipscurve is geglobaliseerd. De verbanden tussen arbeidsmarktvariabelen binnen één nationale economie zijn met andere woorden afgezwakt.

Hoeveel rek is er nog?

nryntynr

 




Een aanvullende verklaring voor de zwakker dan verwachte loonstijgingen kan liggen in de werkelijke krapte op de Amerikaanse arbeidsmarkt. Misschien is die helemaal niet zo groot als de lage werkloosheidsgraad laat uitschijnen. Een aanwijzing daarvoor vinden we in de participatiegraad. Dat is het deel van de bevolking op beroepsactieve leeftijd dat werkt of werkloos is. Sinds de Grote Recessie daalde die participatiegraad in de VS fors van 66% in 2008 tot 62,8% in 2017 (zie figuur 1). In de periode 2000-2008 was die participatiegraad nog opmerkelijk stabiel rond gemiddeld 66,3%. De oorzaak van de daaropvolgende daling van de participatiegraad was het onderwerp van een intense discussie. Was de daling vooral gedreven door cyclische (en dus eerder tijdelijke) factoren in de nasleep van de Grote Recessie, of eerder door structurele (en dus eerder permanente) factoren? Het antwoord op die vraag is relevant voor de toekomstige ontwikkeling van de participatiegraad en bijgevolg voor het toekomstige beschikbare arbeidsaanbod.

Onderzoek door de Fed en het onafhankelijk studiebureau van het Amerikaanse parlement (het Congressional Budget office, CBO) suggereert dat de daling na 2008 vooral ingegeven is door de demografische factor van de veroudering. Het CBO wijst op het toenemend aantal gepensioneerden uit de babyboomgeneratie en gaat er bijgevolg ook van uit dat de participatiegraad de komende jaren structureel verder zal dalen. Voor de arbeidsmarkt zou dat concreet betekenen dat we de komende jaren geen noemenswaardige toename van de participatiegraad en dus van het arbeidsaanbod mogen verwachten.

Die conclusie wordt cijfermatig uitvergroot door de Amerikaanse definitie van de participatiegraad. In de meeste economieën wereldwijd wordt de participatiegraad uitgedrukt als de verhouding tussen de beroepsbevolking (de werkenden en werklozen) en de bevolking op beroepsactieve leeftijd (met doorgaans als definitie de 15- tot 64-jarigen). In de VS daarentegen wordt de participatiegraad uitgedrukt in verhouding tot de volledige bevolking vanaf 15 jaar. Wanneer die bevolkingsgroep echter in toenemende mate bestaat uit mensen op pensioenleeftijd, daalt de gerapporteerde participatiegraad automatisch mee.

Om de economische interpretatie te vergemakkelijken, berekent het CBO daarom ook een ‘aangepaste’ participatiegraad. Daarin houdt het CBO de samenstelling van de bevolking naar geslacht en leeftijd constant in haar verhoudingen in 2017. Wijzigingen in economische parameters worden zo niet rechtstreeks door louter demografische ontwikkelingen beïnvloed.

De zo ‘aangepaste’ participatiegraad bleef in de periode sinds 2000 opvallend stabiel. Van een trendmatige daling in de periode na 2008 was er dus geen sprake. Ook in haar vooruitzichten voor de middellange termijn verwacht het CBO een vrijwel ongewijzigd verloop. Na de start van de Grote Recessie in 2008 zagen we wel een matige daling van de participatiegraad. Op haar dieptepunt in 2014-2015 lag ze 1,6 procentpunt lager dan in 2008. Sindsdien was er al een herstelbeweging, maar ze ligt nog altijd 0,9 procentpunt onder haar precrisispeil. Dat verdere herstel hebben we dus nog ‘tegoed’, samen met het daarbij horende ruimere arbeidsaanbod.

De rek op de Amerikaanse arbeidsmarkt is dus nog altijd groter dan op het eerste gezicht lijkt. Het is dus niet verrassend dat de gemiddelde loongroei nog niet forser aantrekt. Wanneer ook het cyclische dipje van de participatiegraad volledig is weggewerkt, zal de Phillipscurve herrijzen en voor de langverwachte loongroei zorgen.

Disclaimer:

Alle meningen in deze KBC Economische Opinies vertegenwoordigen de persoonlijke mening van de auteur(s). Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies. Duurzaamheid maakt deel uit van de algemene bedrijfsstrategie van KBC Groep NV (zie https://www.kbc.com/nl/duurzaam-ondernemen.html). We houden rekening met deze strategie bij de keuze van de onderwerpen voor onze publicaties, maar een grondige analyse van de economische en financiële ontwikkelingen vereist het bespreken van een bredere waaier aan onderwerpen. Deze publicatie valt niet onder de noemer ‘onderzoek op beleggingsgebied’ zoals bedoeld in de wet- en regelgeving over de markten voor financiële instrumenten. Elke overdracht, verspreiding of reproductie, ongeacht de vorm of de middelen, van de informatie is verboden zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van KBC Groep NV. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan.

Gerelateerde artikels

Trumps beleid zal botsen op grenzen van Amerikaanse arbeidsmarkt

Trumps beleid zal botsen op grenzen van Amerikaanse arbeidsmarkt

De war for talent zal nog harder worden

De war for talent zal nog harder worden

Hoge aantal inactieven in België is zorgwekkend

Hoge aantal inactieven in België is zorgwekkend

De genderloonkloof: hardnekkig en complex

De genderloonkloof: hardnekkig en complex