vlagecFed
vlagecFed

Dit was 2022: de wisselmarkt

Uit het departement: “Koning Dollar stond op”

We blikken vandaag terug op de wisselmarkten in 2022. De voorbije jaren verloren monetair beleid in het algemeen en rente(verschillen) in het bijzonder deels hun functie als determinant voor de wisselmarkt. Dit jaar was er aan rentebeweging en renteverschillen geen gebrek. Toch was er geen één-op-éénrelatie tussen renteverschillen en de prestatie van de betrokken munten. In 2020/21 gaf de wereldwijde overvloedige liquiditeitsinjectie de ‘minder sterke’ profielen nog ademruimte. Die vergevingsgezindheid was er dit jaar niet meer. Naarmate dat inflatie het economisch radarwerk grondig verstoorde, werd geloofwaardigheid van het monetair beleid een belangrijke parameter voor de prestatie van de munt.

‘2022 als een Grand-Cru USD jaar’ is waarschijnlijk net iets te lovend voor de Amerikaanse munt. Toch drong de greenback zich opnieuw op als de onbetwiste referentie in het FX universum. De Fed was niet de eerste om de rente te verhogen, maar eens op koers maakten Powell en co duidelijk dat inflatiebestrijding de enige prioriteit is. De negatieve impact van de oorlog in Oekraïne trof de Amerikaanse economie minder dan de Europese. Dat maakte het voor de Fed gemakkelijker om de verstrakking stevig door te zetten dan bijvoorbeeld voor de ECB. Op een bepaald ogenblik liep de jaarwinst van de dollar tegen de euro op tot meer dan 16%. Door de relatieve inhaalbeweging van de ECB en marktspeculatie dat de Fed volgend jaar mogelijk bakzeil moet halen, is die winst ondertussen wel gehalveerd.

Opvallend, de dollar moet in de jaarhitparade een aantal Zuid-Amerikaanse munten (o.a Braziliaanse real, Mexicaanse peso) laten voorgaan. Die leverden het bewijs dat een tijdige en kordate monetaire aanpak (ondertussen positieve reële beleidsrente) wel degelijk het verschil kan maken. De toppositie wordt, misschien ietwat verrassend, ingenomen door de Russische roebel. De Russische centrale bank trad stevig op nadat de munt na de invasie in Oekraïne fors onderuit ging (rente tijdelijk tot 20%; nu 7.5%, kapitaalcontroles). Nadien bleek dat het land ondanks de sancties een stevig extern overschot behoudt omwille van de hoge olie- en andere grondstoffenprijzen.

Onderaan de hitparade bengelen niet verrassend de Argentijnse peso (-40% tov de USD) en de Turkse lira (-28.6%). Een geloofwaardig beleid om de inflatie blijvend in te dijken blijft daar een verre Fata Morgana. De Turkse centrale bank VERLAAGDE zelfs de rente ondanks torenhoge inflatie. Kunstgrepen (versterken liraization) hielpen de schade te beperken. Achteraan in het peloton vinden de we ook de Japanse yen terug. Tot vorig jaar nog veilige haven in turbulente tijden, maar nu ook geconfronteerd met een gewijzigd marktparadigma. De risk-on/risk-off reactiefunctie waarbij laagrentende munten gebruikt werden ter financiering van meer risicovolle carry trades, ging op de schop. Harde renteverschillen zetten nu de toon. In die context betaalt de yen de prijs voor het feit dat de Bank of Japan als één van de enige vasthoudt aan een stimulerend beleid inclusief negatieve beleidsrente en obligatieaankopen. Ondanks het recente herstel (rentecorrectie in de VS), levert de yen 16% in tegen de dollar.

In de buik van het peloton zijn de verschillen tussen bijvoorbeeld de euro, de kleine dollarmunten (AUD, NZD, CAD), maar ook het Britse pond, relatief beperkt. In termen van geloofwaardigheid in hun inflatiebestrijding ligt die meer dan bij de VS in de balans met de overweging om de groei niet onnodig af te remmen. Landen als Australië of Canada begonnen wel op tijd maar suggereerden recent dat de monetaire cyclus mogelijk stilaan op zijn einde loopt. De ECB startte later maar gaat nog stappen zetten. Voor de relatieve prestatie van de munt maakt het op het einde van de rit allemaal niet zoveel verschil. De Noorse en de Zweedse centrale bank tonen ook opnieuw dat een structureel sterkere munt voor hen geen topprioriteit is, ook al zou het helpen om de inflatie te bestrijden.

Bij de Centraal-Europese munten houdt de Tsjechische kroon de overhand, ondanks dat de centrale bank de rente niet verder wil verhogen in afwachting van een inflatieafkoeling volgend jaar. Interventies waren een welkome hulp. De forint daarentegen bleef in het defensief (-11% tegen de euro). De Hongaarse centrale bank had zo al een geloofwaardigheidsdeficit tegenover de andere banken in de regio, maar werd door de markt ook twee keer teruggefloten voor het voortijdig onderbreken/beëindigen van de rentecyclus. De gespannen relatie met de EU over het rule-of law dispuut en de daaraan verbonden blokkering van Europese fondsen was ook geen hulp.