ECB stelt nieuw beleidskader voor
Impact vooral op langere termijn
De ECB rondde gisteren met enige vertraging omwille van de pandemie haar strategische denkoefening af. Vandaag stelde ze de conclusies voor. De belangrijkste is een aanpassing van de inflatiedoelstelling. Ze herformuleert “dichtbij maar beneden 2%” naar simpelweg 2%. De vorige verwoording vonden sommige gouverneurs te vaag en gaf in het verleden aanleiding tot een overhaaste verstrakking van het monetair beleid. Denk bijvoorbeeld aan Trichet in 2011. De ECB streeft naar de nieuwe doelstelling over een middellange termijn. Kortetermijn fluctuaties vormen daarbij geen obstakel zolang die maar tijdelijk zijn. Als dat niét zo blijkt, zal de ECB even doortastend optreden tegen inflatie beneden de doelstelling als daarboven: de 2% is met andere woorden symmetrisch. In eurozone is vooral dat eerste het geval. Het is bijvoorbeeld meer dan tien jaar geleden dat de kerninflatie nog eens 2% tikte. De ECB geeft als specifiek voorbeeld aan dat ze de inflatie voor een bepaalde periode boven de doelstelling kan laten uitstijgen om te vermijden dat té lage inflatie het verwachtingspatroon affecteert. Dit is een subtiel maar belangrijk verschil met de Fed die “gemiddeld 2%” inflatie nastreeft. Voor de eurozone zou dat betekenen dat kerninflatie ondertussen meer dan tien jaar lang hoger dan 2% moet bedragen. Dat is geloofwaardig noch praktisch haalbaar en politiek niet verdedigbaar in landen zoals Duitsland en Nederland.
Ook de inflatiemeting verandert. De Europese maatstaf (HICP) houdt op vandaag maar beperkt rekening met kosten verbonden aan wonen. In eerste instantie denken we aan kleine reparaties zoals bv. aan sanitair en vooral te betalen huur. Maar niet iedereen huurt een woning, velen (zo’n 60%) zijn eigenaar en daaraan zijn ook heel wat kosten verbonden (denk aan belastingen of de aflossingen van een lening). Louter gemeten aan de hand van huur, schiet het aandeel “woonkosten” in de bestedingskorf dus schromelijk tekort. De VS paste hier al een mouw aan: ze raamt een hypothetische som die huiseigenaars zouden betalen als ze hun eigen huis zouden huren. Europa/Eurostat doet dat voor de HICP niet en onderschat daardoor de werkelijke inflatie die de gewone man in de straat aan den lijve ondervindt. De reden daarvoor was dat vastgoed beschouwd werd als een investering en niet als consumptie. En er is het probleem van tijdige data: Eurostat stelt al sinds 2006 een index op maar die loopt op kwartaalbasis in tegenstelling tot HICP die op maandbasis wordt berekend. De ECB nam met de strategische herziening echter een u-bocht: ze raadt nu aan om de kosten voor huiseigenaars op termijn officieel toch aan de inflatie-index toe te voegen. De centrale bank voegt eraan toe dat ze tot dan wel al rekening zal houden met een voorlopige raming in haar analyses.
Klimaat speelde ook een belangrijke rol in het denkproces. De ECB erkent de impact van de klimaatverandering op de economie en bijgevolg het monetair beleid. Het thema wordt geïncorporeerd in de macro-economische en monetaire modellen zodat de ECB zich een beeld kan vormen van de concrete risico’s en effecten. Ze helpt de groene beweging ook een handje door een nieuw criterium toe te voegen aan de onderpandregels. In de praktijk kan het erop neer komen dat op bepaalde activa die door financiële instellingen als onderpand aangeboden worden in ruil voor financiering een correctie wordt toegepast. Wat de bedrijfsobligatieaankopen (CSPP) betreft, gaat de ECB bijkomende normen stellen. Enkel bedrijven die aan bepaalde minimumvereisten voldoen, komen in aanmerking voor het CSPP.
Het nieuwe beleidskader is geen aardverschuiving maar het komt grosso modo wel neer op een voor inflatie tolerantere ECB. De impact van al deze wijzigingen komt evenwel pas tot uiting op de (middel)lange termijn, ver buiten de horizon van de financiële markten. Dat verklaart de lauwe reactie op de aankondiging. Beleggers hebben overigens duidelijk andere zaken aan hun hoofd (zie apart bericht deze morgen).