Begrotingsactivisme tegen de energiecrisis
De ongeziene hausse van de Europese gasprijzen en inflatie zetten de overheden ertoe aan allerlei maatregelen te nemen om de koopkracht van de gezinnen en de weerbaarheid van de bedrijven enigszins te vrijwaren. De grafiek toont de bedragen (in % van het bbp) die daarvoor in een aantal Europese landen van september 2021 tot en met juli 2022 werden gemobiliseerd. Enkel maatregelen van centrale overheden zijn opgenomen. Maatregelen van andere overheden, zoals in België die van de gewesten, zijn niet meegerekend. In de meeste Europese landen is het energiebeleid evenwel een centrale bevoegdheid, waardoor de cijfers een goed beeld geven van de omvang van de overheidstussenkomst en de verschillen inzake begrotingsactivisme tussen de landen onderling.
De meeste maatregelen zijn toegespitst op de gezinnen. Nagenoeg alle landen hebben de btw of andere belastingen op energieproducten verlaagd en vaak werden voor de meest kwetsbare groepen extra steunmaatregelen genomen. Een aantal landen, waaronder Spanje, Portugal, Frankrijk en België (via het sociaal tarief), grepen rechtstreeks in op de klein- of groothandelsprijs van energie. Tal van landen namen ook steunmaatregelen voor bedrijven, al waren die in de beschouwde periode toch minder talrijk dan die voor de gezinnen. Daarnaast zijn er ook maatregelen om de energiebevoorrading te verzekeren en wordt ook werk gemaakt van energiebesparingen.
De meest recente maatregelen, zoals het pakket dat de Duitse regering begin september goedkeurde, zitten nog niet in de cijfers. Dat maakt wel een verschil. Doordat de gasprijs in de zomer in vergelijking met de maanden daarvóór grosso modo nog eens verdubbelde, voelen veel regeringen zich geroepen om een tandje bij te steken. Het nieuwe Duitse pakket betekent ongeveer een verdubbeling van het voor Duitsland in de grafiek getoonde bedrag.
Gezien de verschillen inzake de toestand van de overheidsfinanciën kunnen niet alle landen zich een even groot activisme permitteren. De maatregelen zullen immers de begrotingssaldi doen verslechteren, al is het momenteel onduidelijk in welke mate. Niet alle maatregelen verlopen rechtstreeks over de begroting en sommige zijn gespreid over meerdere begrotingsjaren. De opbrengst van sommige compensaties, zoals de belasting van overwinsten van energiebedrijven, is onzeker. Dat geldt overigens ook voor de impact van de verslechterde economische toestand en van de hoge inflatie op de overheidsfinanciën (deze laatste is niet altijd negatief). In principe brengen de ontwerpbegrotingen voor 2023, die over een maand bij de Europese Commissie moeten worden ingediend, daarover meer duidelijkheid.
Vanuit het oogpunt van het Europese begrotingskader stelt een verslechtering van de overheidsfinanciën niet meteen een acuut probleem. De strikte regels over vereiste voortgang met de begrotingssanering zijn immers ook voor 2023 nog buiten werking gesteld (escape clause). Maar de oplopende rentes kunnen veel vroeger onrust over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van landen met een hoge schuld uitlokken en desgevallend de ECB in een lastig parket brengen. Genoeg stof dus voor het debat na de State of the Union van Commissievoorzitster Ursula von der Leyen, dat gisteren in het Europees Parlement plaatsvond.